ECLI:NL:CRVB:2005:AU4077
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- J. Riphagen
- R.P.Th. Elshoff
- Rechtspraak.nl
Werkloosheid en verwijtbaarheid bij ontslag wegens verhuizing
In deze zaak gaat het om de vraag of de werkloosheid van gedaagde, die haar baan bij Cygnific BV heeft opgezegd vanwege een gedwongen verhuizing, in overwegende mate aan haar kan worden verweten. Gedaagde heeft per 1 april 2003 ontslag genomen omdat zij haar woning in Amsterdam moest verlaten, waar zij in onderhuur woonde, en geen vervangende woonruimte kon vinden. De Raad voor de Rechtspraak heeft het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) behandeld, die de WW-uitkering van gedaagde had geweigerd op grond van verwijtbare werkloosheid. De rechtbank had eerder het beroep van gedaagde gegrond verklaard en het besluit van het UWV vernietigd, omdat niet was komen vast te staan dat de verhuizing onvermijdelijk was.
Tijdens de zitting heeft gedaagde verklaard dat zij niet op de hoogte was van de sloop van het pand waar zij woonde en dat zij onmiddellijk na het ontvangen van het bericht over de sloop op zoek is gegaan naar vervangende woonruimte. De Raad heeft vastgesteld dat gedaagde aanzienlijke inspanningen heeft geleverd om een nieuwe woning te vinden, maar dat zij door de moeilijke woningmarkt in Amsterdam en haar situatie als onderhuurder in een kwetsbare positie verkeerde. De Raad concludeert dat de werkloosheid van gedaagde niet in overwegende mate aan haar kan worden verweten, gezien de abrupte noodzaak om te verhuizen en de inspanningen die zij heeft geleverd.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen termen zijn om proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 31 augustus 2005, waarbij de Raad de eerdere beslissing van de rechtbank bekrachtigt en de grieven van het UWV afwijst.