ECLI:NL:CRVB:2005:AU4018
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- R.C. Stam
- M.C.M. van Laar
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. F.W. van de Weerdt, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem van 11 augustus 2004. De rechtbank had het beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (gedaagde) niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit betrof correctienota's die gedaagde aan appellant had opgelegd over de jaren 1998 tot en met 2001, in verband met betalingen aan losse hulpen voor diverse werkzaamheden. Gedaagde had het eerdere besluit van 16 oktober 2003, waarin de bezwaren van appellant ongegrond werden verklaard, ingetrokken en beloofd een nieuwe beslissing te nemen.
De rechtbank oordeelde dat gedaagde in de proceskosten van appellant moest worden veroordeeld op basis van forfaitaire bedragen, zoals vastgelegd in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Appellant was het hier niet mee eens en vorderde in hoger beroep een integrale kostenveroordeling, omdat hij vond dat hij door de late intrekking van het besluit door gedaagde onterecht kosten had moeten maken. Hij stelde dat als gedaagde eerder had gehandeld, hij en zijn gemachtigde de reis naar Arnhem hadden kunnen besparen.
De Centrale Raad van Beroep overwoog dat in artikel 2, derde lid, van het Bpb staat dat in bijzondere omstandigheden kan worden afgeweken van de forfaitaire bedragen. Echter, de Raad oordeelde dat de omstandigheden die appellant aanvoerde niet als bijzonder konden worden aangemerkt. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een hogere proceskostenvergoeding. De uitspraak werd gedaan op 29 september 2005.