ECLI:NL:CRVB:2005:AU3990
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- C.W.J. Schoor
- M.C. Bruning
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen inzake WAO-uitkering en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Breda, waarin de rechtbank het bezwaar van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaarde. Appellante, die als administratief medewerkster werkte, is op 9 oktober 2000 uitgevallen door een auto-ongeval, wat leidde tot whiplashletsel en later ook psychische klachten. Na de wachttijd van 52 weken ontving zij een WAO-uitkering, vastgesteld op 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid.
In hoger beroep stelt appellante dat zij niet in staat is om arbeid te verrichten, wat wordt ondersteund door het feit dat haar reïntegratiebureau Kliq de activiteiten heeft stopgezet. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het bestreden besluit vóór 1 juli 2005 is genomen en dat de nadere motivering in hoger beroep voldoende is. De Raad vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), maar laat de rechtsgevolgen in stand.
De Raad concludeert dat de verzekeringsarts M.A. de Graaff en de bezwaarverzekeringsarts A.W.M. Korzilius zorgvuldig hebben onderzocht en dat de vastgestelde beperkingen van appellante in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) adequaat zijn. De Raad oordeelt dat appellante geschikt is voor de geselecteerde functies, ondanks haar klachten. De Raad veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante en bepaalt dat het betaalde griffierecht wordt vergoed.