ECLI:NL:CRVB:2005:AU3973
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- C.W.J. Schoor
- M. Greebe
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAO-uitkering en bijzondere gevallen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tegen een uitspraak van de rechtbank die het bestreden besluit had vernietigd. De rechtbank had geoordeeld dat er sprake was van een bijzonder geval in de zin van artikel 35, tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De zaak betreft de aanvraag van een WAO-uitkering door gedaagde, die op 1 december 1996 arbeidsongeschikt werd en in mei 2000 een uitkering aanvroeg. Appellant had in een eerder besluit de aanvraag afgewezen voor de eerste arbeidsongeschiktheidsdag, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet terecht was. Appellant ging in hoger beroep, waarbij de Raad de argumenten van appellant overnam en concludeerde dat gedaagde eerder had moeten beseffen dat haar klachten gevolgen hadden voor haar arbeidsgeschiktheid. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van een bijzonder geval en vernietigde de uitspraak van de rechtbank in dat opzicht. De Raad verklaarde het inleidend beroep ongegrond voor zover het betrekking had op de vaststelling van een bijzonder geval.