ECLI:NL:CRVB:2005:AU3730

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/6406 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de opposant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Breda van 1 oktober 2004, waarin de rechtbank een beslissing had genomen in een WAO-zaak. De Centrale Raad van Beroep heeft op 22 maart 2005 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat de termijn voor het indienen van het beroepschrift was overschreden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de bekendmaking van de uitspraak. In dit geval was de uitspraak op 4 oktober 2004 aan de partijen verzonden, waardoor de termijn voor hoger beroep op 5 oktober 2004 begon en eindigde op 15 november 2004. Het beroepschrift was echter pas op 23 november 2004 ter griffie ontvangen, wat betekent dat de termijn was overschreden.

De opposant heeft in verzet aangevoerd dat hij in de veronderstelling verkeerde dat de termijn voor het instellen van hoger beroep acht weken was. Tijdens de zitting op 8 juli 2005 heeft de opposant ook gesteld dat de uitspraak van de rechtbank in het ongerede was geraakt, waardoor hij deze te laat had teruggevonden. De Raad heeft echter geoordeeld dat de opposant niet in verzuim was en dat zijn argumenten niet konden leiden tot de conclusie dat het beroepschrift tijdig was ingediend. De Raad heeft ook opgemerkt dat de opposant in de eerdere uitspraak duidelijk was gewezen op de termijn voor het indienen van het beroepschrift.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere beslissing om het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, in stand blijft. De uitspraak is gedaan door mr. H. van Leeuwen als voorzitter en mr. M.M. van der Kade en mr. T.L. de Vries als leden, met M. Gunter als griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 september 2005.

Uitspraak

04/6406 WAO
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats], opposant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Opposant heeft hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Breda op 1 oktober 2004, reg.nr. 03/1887 WAO, tussen partijen gegeven uitspraak.
Bij uitspraak van 22 maart 2005, welke op 29 maart 2005 aan partijen is verzonden, heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de beroepstermijn.
Opposant is tijdig van die uitspraak in verzet gekomen.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 8 juli 2005, waar opposant is verschenen en waar geopposeerde zich -met voorafgaand bericht- niet heeft laten vertegenwoordigen.
II. MOTIVERING
Volgens artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in op de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van -onder andere- toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak van de rechtbank is op 4 oktober 2004 aan partijen verzonden, waardoor de termijn voor het instellen van hoger beroep op 5 oktober 2004 is aangevangen en derhalve op 15 november 2004 is geëindigd. Het beroepschrift is per post verzonden en op 23 november 2004 ter griffie van de Raad ontvangen. Het is blijkens de poststempel op de enveloppe op 20 november 2004 ter post bezorgd, waardoor voormelde termijn is overschreden.
Bij schrijven van 29 november 2004 is aan opposant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding. Opposant heeft daarop bij brief van 4 december 2004 geantwoord dat hij in de veronderstelling verkeerde dat de termijn voor het instellen van hoger beroep acht weken was.
Vervolgens heeft de Raad bij uitspraak van 22 maart 2005 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de beroepstermijn.
Door opposant is in het verzetschrift en ter zitting aangevoerd dat de uitspraak van de rechtbank in het ongerede was geraakt en hij deze te laat heeft teruggevonden om tijdig hoger beroep in te dienen. Ter zitting heeft opposant nogmaals op zijn veronderstelling gewezen dat de hoger beroepstermijn acht weken was.
Hetgeen door opposant is aangevoerd kan niet leiden tot het oordeel dat het beroepschrift tijdig is ingediend. Evenmin vindt de Raad daarin grond te oordelen dat opposant niet in verzuim is geweest.
De Raad merkt hierbij nog op dat opposant in de uitspraak van de rechtbank Breda duidelijk is gewezen op de mogelijkheid om het beroepschrift binnen de beroepstermijn van zes weken bij de Raad in te dienen.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. H. van Leeuwen als voorzitter en mr. M.M. van der Kade en mr. T.L. de Vries als leden, in tegenwoordigheid van M. Gunter als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 september 2005.
(get.) H. van Leeuwen.
(get.) M. Gunter.
GdJ