ECLI:NL:CRVB:2005:AU3595
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- M.C. Bruning
- Rechtspraak.nl
Beoordeling arbeidsongeschiktheid van storingsmonteur Corus na duizeligheidsklachten
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van gedaagde, een storingsmonteur bij Corus, die na het ervaren van duizeligheidsklachten op 31 december 2000 uitviel. Gedaagde had eerder een WAO-uitkering gekregen, vastgesteld op 35-45% arbeidsongeschiktheid. Appellant, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Alkmaar die het beroep van gedaagde gegrond had verklaard. De rechtbank oordeelde dat de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit niet voldoende was onderbouwd, hoewel de medische grondslag wel werd erkend.
In hoger beroep heeft appellant rapporten overgelegd die de geschiktheid van gedaagde voor bepaalde functies onderbouwen. Gedaagde betwist echter dat hij in staat is om de functies te vervullen, vooral vanwege zijn beperkingen in het werken in wisselende diensten. De Raad voor de Rechtspraak heeft de argumenten van beide partijen overwogen en geconcludeerd dat de arbeidskundige rapportages voldoende inzicht bieden in de geschiktheid van gedaagde voor de meeste functies, met uitzondering van twee specifieke functies waarbij twijfels zijn gerezen over de belasting.
De Raad heeft uiteindelijk besloten dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven en heeft appellant veroordeeld in de proceskosten van gedaagde. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank, waarbij de arbeidskundige grondslag van het besluit van appellant niet voldoende was gemotiveerd, maar de medische grondslag wel werd erkend. De Raad heeft ook benadrukt dat de rapportages die in hoger beroep zijn ingediend, gelet op de jurisprudentie, toelaatbaar zijn.