ECLI:NL:CRVB:2005:AU2551
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- J.D. Streefkerk
- Rechtspraak.nl
Intrekking WAO-uitkering op basis van medische beperkingen en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 13 september 2005, staat de intrekking van de WAO-uitkering van appellante centraal. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft bevestigd, waarin werd gesteld dat appellante met ingang van 23 november 2000 voor minder dan 15% arbeidsongeschikt was. De zaak is ontstaan na de invoering van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, waarbij het Uwv in de plaats kwam van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv).
Appellante had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar uitkering, die was gebaseerd op een eerdere beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. De rechtbank oordeelde dat de medische beperkingen van appellante correct waren vastgesteld en dat de geselecteerde functies voor haar, gezien haar medische situatie, geschikt waren. De Centrale Raad van Beroep bevestigt dit oordeel en stelt vast dat de betrokken verzekeringsartsen de juiste medische gegevens hebben gebruikt om de belastbaarheid van appellante vast te stellen.
De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen en dat de argumenten van appellante niet voldoende zijn onderbouwd met medische gegevens. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de intrekking van de WAO-uitkering terecht is gebeurd. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep is daarmee een bevestiging van de eerdere uitspraken en de medische beoordelingen die aan de intrekking ten grondslag lagen.