ECLI:NL:CRVB:2005:AU2538

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/4108 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de weigering van een WAO-uitkering op basis van medische en arbeidskundige grondslagen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 september 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WAO-uitkering aan appellant. De zaak is ontstaan na de inwerkingtreding van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op 1 januari 2002, waarbij de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats is getreden van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die het beroep tegen het bestreden besluit van gedaagde ongegrond had verklaard. Het bestreden besluit was gebaseerd op een medisch onderzoek door verzekeringsarts C. Stoffels, die concludeerde dat appellant op 30 december 2001 voor minder dan 15% arbeidsongeschikt was en geschikt voor zijn eigen werk als tekenaar/constructeur.

Tijdens de zitting op 2 augustus 2005 is appellant in persoon verschenen, terwijl gedaagde niet vertegenwoordigd was. De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep overwogen, maar vond geen aanleiding om de eerdere uitspraak van de rechtbank te weerleggen. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit overgenomen. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door Stoffels zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanwijzingen waren dat de voorschriften voor het verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet waren nageleefd.

De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak benadrukt het belang van een gedegen medische beoordeling in het kader van arbeidsongeschiktheid en de rol van de verzekeringsarts in dit proces.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/4108 WAO
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank
's-Hertogenbosch van 26 juni 2003, nummer AWB 02/1289, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 2 augustus 2005, waar appellant in persoon is verschenen en waar namens gedaagde, zoals tevoren was bericht, niemand is verschenen.
II. MOTIVERING
Bij besluit van 19 april 2002, verder: het bestreden besluit, heeft gedaagde ongegrond verklaard het bezwaar van appellant tegen een besluit van 23 november 2001 waarbij de arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering van appellant met ingang van 30 december 2001 is ingetrokken onder overweging dat gedaagde appellant met ingang van die laatste datum voor minder dan 15% arbeidsongeschikt in de zin van die wet beschouwt. Hieraan ligt ten grondslag het in het bestreden besluit verwoorde oordeel van gedaagde dat appellant op die datum geschikt was voor zijn eigen werk als tekenaar/constructeur en hij op
30 december 2001 bij zijn werkgever in dienst was.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In de aangevallen uitspraak is uitvoerig gemotiveerd waarom het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank op een juiste medische en arbeidskundige grondslag berust.
De Raad heeft in hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd geen aanleiding gevonden om anders over het bestreden besluit te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan in de aangevallen uitspraak. De overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de juistheid van de medisch en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit maakt de Raad tot de zijne.
De Raad heeft geen aanleiding gevonden het medisch onderzoek door de verzekeringsarts C. Stoffels, dat de basis heeft gevormd voor het besluit van 23 november 2001 en het bestreden besluit, onzorgvuldig te achten. Al evenmin is de Raad gebleken dat die verzekeringsarts de tot hem gerichte voorschriften voor het verzekeringsgeneeskundig onderzoek, die zijn vervat in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten, niet in acht genomen zou hebben.
Het rapport van 12 april 2001 van de verzekeringsarts Stoffels berust op een uitvoerige anamnese, eigen onderzoek en bestudering van het dossier, met inbegrip van een eerder rapport van 9 juli 1997 dat op verzoek van gedaagde door de psychiater
J.H.M. van Laarhoven over appellant was uitgebracht.
Dat Stoffels, naar het zeggen van appellant, het doel van zijn onderzoek niet met hem zou hebben besproken, is in strijd met de opmerking van Stoffels in zijn rapport van
12 april 2001 onder "reactie van cliënt", waarin wordt opgemerkt dat appellant zich niet kon vinden in de bevindingen van Stoffels en dat appellant van mening was dat zijn belastbaarheid veel lager was dan door Stoffels was vastgesteld.
Opgemerkt zij voorts dat appellant ten tijde van het onderzoek door Stoffels niet onder medische behandeling was.
Onder die omstandigheden kan de Raad geen doorslaggevende betekenis toekennen aan de eigen, niet met medische gegevens ondersteunde, opvatting van appellant dat hij zijn eigen werk niet zou kunnen doen.
De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. K.J.S. Spaas in tegenwoordigheid van mr. J.D. Streefkerk als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 september 2005.
(get.) K.J.S. Spaas.
(get.) J.D. Streefkerk.
Gw