ECLI:NL:CRVB:2005:AU2537

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/4090 + 03/4091 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van medische beperkingen in WAO-schatting en de rechtmatigheid van bestreden besluiten

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 13 september 2005, staat de beoordeling van de medische beperkingen van de appellant in het kader van de WAO-schatting centraal. De appellant, die woont in [woonplaats], heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin zijn bezwaren tegen de besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond zijn verklaard. De bestreden besluiten, genomen op 8 februari en 29 juli 2002, handhaven de eerdere beslissing dat de appellant met ingang van 14 mei 2001 een arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25% heeft, en dat deze inschatting na de eerstejaars herbeoordeling ongewijzigd blijft.

De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank de juiste medische beperkingen in aanmerking heeft genomen. De appellant heeft aangevoerd dat zijn longklachten, suikerziekte en constante vermoeidheid hem belemmeren om enige loonvormende arbeid te verrichten. Hij betoogt dat de verzekeringsartsen geen rekening hebben gehouden met de inlichtingen van zijn behandelend longarts. De Raad heeft echter geoordeeld dat de argumenten van de appellant niet voldoende onderbouwd zijn met medische gegevens en dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de bezwaarverzekeringsarts de belastbaarheid van de appellant correct heeft ingeschat.

De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, waarbij is opgemerkt dat er geen aanleiding is voor een nader medisch onderzoek. De Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische gegevens in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de rol van de rechtbank in het waarborgen van een rechtmatige besluitvorming door het Uwv.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/4090 + 03/4091 WAO
U I T S P R A A K
in de gedingen tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN DE GEDINGEN
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv.
Bij besluiten van 8 februari 2002, hierna: het bestreden besluit 1, respectievelijk 29 juli 2002, hierna: het bestreden besluit 2, heeft gedaagde de tegen de besluiten van 16 mei 2001 respectievelijk 5 februari 2002 gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
De rechtbank ’s-Hertogenbosch heeft de tegen de beide bestreden besluiten ingestelde beroepen gevoegd behandeld.
Namens appellant heeft mr. M.J.M. Strijbosch hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 1 juli 2003, nummers AWB 02/698 en 02/2299 WAO, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad op 2 augustus 2005, waar partijen -zoals zij tevoren ook hadden bericht- niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
In geding is de vraag of het oordeel van de rechtbank, waarbij de tegen de bestreden besluiten 1 en 2 ingestelde beroepen ongegrond zijn verklaard, in rechte stand houdt.
Aan de aangevallen uitspraak, waarin appellant als eiser is aangeduid en gedaagde als verweerder, ontleent de Raad de volgende feiten en omstandigheden:
" In deze gedingen is de vraag aan de orde of de bestreden besluiten in rechte stand kunnen houden, met welke besluiten verweerder heeft gehandhaafd het eerder ingenomen besluit dat eisers WAO-uitkering met ingang van 14 mei 2001 moet worden vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%, respectievelijk dat die uitkering na de eerstejaars herbeoordeling ongewijzigd moet worden vastgesteld naar een percentage van 15 tot 25.
Blijkens de gedingstukken ligt aan die besluiten het standpunt ten grondslag dat eiser met inachtneming van zijn medische beperkingen nog in staat wordt geacht bepaalde werkzaamheden te verrichten.
Namens eiser is aangevoerd dat verweerder eisers medische beperkingen heeft onderschat. Gesteld is dat eiser ten gevolge van zijn longklachten, suikerziekte en constante vermoeidheid niet in staat is enige loonvormende arbeid te verrichten. Voorts is aangegeven dat de verzekeringsartsen geen rekening hebben gehouden met de inlichtingen van eisers behandelend longarts. Eiser spreekt nauwelijks Nederlands, zodat de hem voorgehouden functie van kamerjongen vanwege de eis dat Nederlands wordt gesproken reeds om die reden ongeschikt voor hem is."
In hoger beroep heeft appellants gemachtigde volstaan met te verwijzen naar al hetgeen reeds door hem in bezwaar en beroep was gesteld en/of overgelegd. Appellant blijft van mening dat ten aanzien van hem (niet ver genoeg gaande) medische beperkingen zijn gesteld zodat hem mitsdien functies zijn geduid die voor hem niet passend te achten zijn.
Met betrekking tot de medische kant van de schatting stelt de Raad zich achter de volgende overwegingen van de rechtbank:
" Op grond van de beschikbare medische gegevens is de rechtbank van oordeel dat verweerder bij het nemen van de bestreden besluiten ten aanzien van eiser de juiste medische beperkingen tot het verrichten van arbeid in aanmerking heeft genomen. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de bezwaarverzekeringsarts de door de verzekeringsarts aangegeven belastbaarheid heeft aangescherpt en dat de bezwaarverzekeringsarts bij zijn beoordeling tevens de bevindingen van eisers behandelend longarts en zijn huisarts heeft betrokken. De bevindingen van die artsen bieden geen aanknopingspunten voor het oordeel dat eisers belastbaarheid door de bezwaarverzekeringsarts is overschat. Daarbij overweegt de rechtbank nog dat van de kant van eiser geen gegevens zijn aangevoerd ter onderbouwing van zijn standpunt."
Hetgeen in hoger beroep namens appellant is aangevoerd is niet onderbouwd met nadere gegevens en biedt naar het oordeel van de Raad onvoldoende aanknopingspunten om tot een ander oordeel te komen of tot het instellen van een nader medisch onderzoek. Aan de eigen, niet met medische gegevens onderbouwde, mening van appellant met betrekking tot zijn gezondheidstoestand kan de Raad niet dat gewicht toekennen dat hij daaraan gehecht wil zien.
Met betrekking tot de arbeidskundige kant stelt de Raad zich eveneens achter de overwegingen van de rechtbank en maakt deze tot de zijne.
Nu ook overigens in het licht van artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat het bestreden besluit in rechte geen stand kan houden, komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. K.J.S. Spaas in tegenwoordigheid van mr. J.D. Streefkerk als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 september 2005.
(get.) K.J.S. Spaas.
(get.) J.D. Streefkerk.
Gw