ECLI:NL:CRVB:2005:AU2189
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.I. ’t Hooft
- R.M. van Male
- G.M.T. Berkel-Kikkert
- Rechtspraak.nl
Toestemming en vergoeding voor behandeling van aangezichtsdefecten na aangezichtsverlamming
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Alkmaar, waarin haar verzoek om toestemming voor en vergoeding van een plastisch-chirurgische behandeling van contourdefecten in het gelaat werd afgewezen. Deze defecten zijn het gevolg van een aangezichtsverlamming die appellante op 14-jarige leeftijd heeft opgelopen. De plastisch chirurg E.W. van Valkenburg heeft namens appellante op 14 maart 2001 een verzoek ingediend bij de onderlinge waarborgmaatschappij OVM Univé Zorgverzekeraar, maar dit verzoek werd op 15 juni 2001 afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 26 oktober 2001 ongegrond verklaard, met als argument dat de behandeling niet voldeed aan de criteria van de Regeling medisch-specialistische zorg Ziekenfondswet.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 29 juni 2005 behandeld, waarbij appellante werd bijgestaan door haar advocaat A.C.F. Halsema en gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. T.B. Frohn. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank de aanvraag van appellante terecht ongegrond heeft verklaard. De Raad heeft zich gebaseerd op de relevante feiten, waaronder de medische adviezen en de criteria zoals vastgelegd in artikel 2 van de Regeling. De Raad concludeert dat er geen sprake is van een ernstige misvorming die in aanmerking komt voor vergoeding onder de Ziekenfondswet.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank, waarbij is vastgesteld dat appellante geen recht heeft op de gevraagde vergoeding voor de behandeling van haar aangezichtsdefecten. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding, en de uitspraak is openbaar uitgesproken op 7 september 2005.