ECLI:NL:CRVB:2005:AU1869
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.E.M.J. Hetharie
- Rechtspraak.nl
Weigering ziekengeld op basis van psychische klachten
In deze zaak gaat het om de weigering van ziekengeld aan appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Appellant, die leed aan een obsessief-compulsieve stoornis, had zich op 1 februari 2000 ziek gemeld na een kort dienstverband. Het UWV had op 31 maart 2000 besloten om met ingang van 3 april 2000 geen ziekengeld meer toe te kennen. Dit besluit werd door de rechtbank ’s-Gravenhage in een eerdere uitspraak ongegrond verklaard. Appellant ging in hoger beroep, vertegenwoordigd door mr. G.B.A. Bol van ARAG Rechtsbijstand.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en advies ingewonnen van prof. dr. G.F. Koerselman, die bevestigde dat appellant ten tijde van het onderzoek en in de periode van het geding niet in staat was om normaal te functioneren in arbeid. De Raad oordeelde dat het UWV nalatig was geweest in het toekennen van de uitkering en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd moest worden. De Raad heeft het beroep van appellant gegrond verklaard en het UWV opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, rekening houdend met de uitspraak.
Daarnaast heeft de Raad het UWV veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant, die in totaal € 2936,- bedragen, en het betaalde recht van € 109,23. De Raad heeft vastgesteld dat de wettelijke rente over de niet betaalbaar gestelde uitkering verschuldigd is vanaf 1 mei 2000. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de gezondheidstoestand van de aanvrager van ziekengeld, vooral in gevallen van psychische aandoeningen.