ECLI:NL:CRVB:2005:AU1471
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.W.P. van der Hoeven
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de Centrale Raad van Beroep inzake WAJONG-uitkering
In deze zaak heeft opposante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht van 27 juli 2004, waarin haar beroep tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen niet-ontvankelijk werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep had op 14 december 2004 het hoger beroep eveneens niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. Opposante heeft hiertegen verzet aangetekend, stellende dat zij de uitspraak te laat had ontvangen door een verkeerde bezorging van de post.
De Raad heeft in zijn uitspraak van 24 augustus 2005 geoordeeld dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt, en dat deze termijn begint op de dag na de bekendmaking van de uitspraak. Het beroepschrift van opposante was op 21 september 2004 ontvangen, wat na de termijn viel. De Raad heeft geen redenen gevonden om het verzuim van opposante te verontschuldigen, ondanks haar argumenten over de postbezorging.
De Centrale Raad van Beroep heeft het verzet ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak van 14 december 2004 in stand gelaten. De Raad heeft daarbij artikel 21 van de Beroepswet en artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht toegepast. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en na behandeling ter zitting, waar de opposante niet aanwezig was. De Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig waren om het verzet te honoreren.