ECLI:NL:CRVB:2005:AU1468
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.W.P. van der Hoeven
- Rechtspraak.nl
Weigering van ZW-uitkering na herbeoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de weigering van een Ziektewet (ZW) uitkering aan appellante, die eerder een WAO-uitkering ontving. Appellante, die als inpakster van chocolade werkte, meldde zich ziek op 6 april 1998 vanwege rugklachten en schildklierproblemen. Na een wachttijd van 52 weken ontving zij een WAO-uitkering, die later werd herzien naar een lagere mate van arbeidsongeschiktheid. De bezwaarverzekeringsarts H.M. de Gruil concludeerde dat appellante in staat was om de voor haar geselecteerde functies te vervullen, ondanks haar medische klachten. Gedaagde verklaarde de bezwaren van appellante ongegrond en weigerde haar een ZW-uitkering per 17 september 2002 toe te kennen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de beslissing van gedaagde, oordelend dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanwijzingen waren voor een toename van beperkingen. De Raad oordeelde dat appellante geschikt was voor de functie van medewerker opkweekbedrijf planten, die binnen haar belastbaarheid viel. De Raad zag geen aanleiding voor het benoemen van een medisch deskundige, zoals door appellante was verzocht. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.