ECLI:NL:CRVB:2005:AU1466
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.W.P. van der Hoeven
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van medische beperkingen en verdiencapaciteit
In deze zaak gaat het om de weigering van een WAO-uitkering aan appellant, die sinds 20 november 2000 arbeidsongeschikt is verklaard wegens hartklachten. Appellant, die voorheen als keukenmedewerker bij McDonald's werkte, heeft in hoger beroep beroep aangetekend tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de medische beperkingen van appellant niet waren onderschat door de gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 13 juli 2005, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.J. Vaessen.
De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts voldoende medische informatie hebben ingewonnen en dat er geen indicatie was voor een urenbeperking. De rechtbank had eerder geconcludeerd dat appellant geschikt was voor de aan hem voorgehouden functies en dat zijn mate van arbeidsongeschiktheid terecht op minder dan 15% was vastgesteld. De Raad heeft de argumenten van appellant, waaronder een rapport van Reaned dat een urenbeperking suggereert, niet overtuigend geacht, omdat dit rapport niet betrekking had op de medische toestand van appellant op de relevante datum.
De Raad heeft geconcludeerd dat de vergelijking van de mediane loonwaarde van de hoogstverlonende functies met het maatmaninkomen van appellant resulteert in een verlies aan verdiencapaciteit van minder dan 15%. Daarom heeft de Raad het hoger beroep ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling op grond van de Algemene wet bestuursrecht.