ECLI:NL:CRVB:2005:AU0918
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- M.M. van der Kade
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijkheidsverklaring hoger beroep wegens niet tijdige indiening beroepsgronden
In deze zaak gaat het om een verzet tegen de niet-ontvankelijkheidsverklaring van een hoger beroep, dat was ingesteld door de gemachtigde van de opposante tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen. De rechtbank had op 5 augustus 2004 geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was, omdat de beroepsgronden niet tijdig waren ingediend. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 22 februari 2005 deze niet-ontvankelijkheid bevestigd. De gemachtigde van de opposante heeft hiertegen verzet aangetekend, waarbij hij aanvoert dat de beroepsgronden wel degelijk tijdig zijn ingediend.
De Raad heeft in zijn uitspraak van 29 juli 2005 geoordeeld dat de beroepsgronden niet binnen de gestelde termijn zijn ontvangen. De gemachtigde had de beroepsgronden pas op 10 december 2004 ingediend, terwijl de termijn op 9 december 2004 afliep. De Raad heeft vastgesteld dat de gemachtigde van de opposante in een eerder aangetekend schrijven duidelijk was geïnformeerd over de indieningstermijn. De Raad oordeelt dat de argumenten van de gemachtigde onvoldoende zijn om het verzuim te verontschuldigen.
De Raad heeft ook overwogen dat er geen termen aanwezig zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak van de Raad is openbaar uitgesproken en de beslissing is dat het verzet ongegrond is verklaard.