ECLI:NL:CRVB:2005:AU0710
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Verwerking van provisie in dagloon bij arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de vraag of de provisie die appellant als handelsvertegenwoordiger na afloop van het refertejaar heeft ontvangen, moet worden verwerkt in het dagloon van zijn uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Roermond, die op 4 mei 2004 heeft geoordeeld dat de provisie niet in het dagloon moet worden opgenomen. De rechtbank volgde het standpunt van de gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat de opgave van de voormalige werkgever van appellant als de meest betrouwbare moet worden beschouwd. Appellant heeft de juistheid van deze opgave betwist, maar de rechtbank oordeelde dat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de opgave onjuist was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgave van de werkgever alle in de referteperiode afgesloten polissen vermeldt en dat de beloning voor de werkzaamheden die in die periode zijn verricht, reeds in de opgave is verwerkt.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat appellant niet verstoken was van de informatie die bij zijn voormalige werkgever berustte en dat de rechtbank de door appellant aangevoerde gronden terecht heeft verworpen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van de opgave van de werkgever en de noodzaak voor appellant om zijn stellingen te onderbouwen met bewijs. De beslissing van de Raad is openbaar uitgesproken op 21 juli 2005.