ECLI:NL:CRVB:2005:AU0665
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.C. van Sloten
- R.H.M. Roelofs
- H.J. de Mooij
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering bijstandsuitkering wegens schending inlichtingenverplichting en gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft appellante, die sinds 1 april 1982 een bijstandsuitkering ontving, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door niet te melden dat zij samenwoonde met haar partner. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellante en haar partner een gezamenlijke huishouding voerden, wat volgens de Algemene bijstandswet (Abw) betekent dat appellante als gehuwd moest worden aangemerkt. Hierdoor had zij geen recht meer op bijstand naar de norm voor een alleenstaande.
De Raad oordeelde dat de feiten en omstandigheden, zoals het gezamenlijk verblijf op een camping en de wederzijdse zorg, voldoende bewijs vormden voor de conclusie dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding. De Raad verwierp het argument van appellante dat zij altijd correct had gehandeld en dat gedaagde niet adequaat had gereageerd op signalen over haar situatie. De Raad bevestigde dat gedaagde gerechtigd was om de bijstandsverlening in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen, en dat er geen dringende redenen waren om hiervan af te zien.
De Raad concludeerde dat de rechtbank de terugvordering had gematigd tot 50% van de gemaakte kosten, maar dat appellante niet tekort was gedaan. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, met de opdracht aan gedaagde om een nieuw besluit op bezwaar te nemen. De Raad wees erop dat partijen binnen zes weken beroep in cassatie konden instellen bij de Hoge Raad.