ECLI:NL:CRVB:2005:AU0525
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- B.M. van Dun
- H.G. Lubberdink
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van maatregel korting op WW-uitkering wegens niet naleven sollicitatieverplichting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin een maatregel is opgelegd in de vorm van een korting van 20% op de WW-uitkering van appellant gedurende 16 weken. Deze maatregel is opgelegd omdat appellant in de periode van 12 augustus 2002 tot en met 18 september 2002 niet heeft voldaan aan de sollicitatieverplichting zoals vastgelegd in de Werkloosheidswet (WW). De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 1 juni 2005, waarbij appellant niet aanwezig was, maar gedaagde zich liet vertegenwoordigen door J. Aarts van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het bestreden besluit van gedaagde, dat de maatregel handhaafde, in stand kon blijven. De Raad oordeelt dat appellant uit de communicatie van gedaagde had kunnen begrijpen dat hij vanaf maart 2002 verplicht was om minimaal één sollicitatie per week te verrichten. De Raad heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat appellant in de periode voor maart 2002 minder dan eenmaal per week solliciteerde, en dat er geen sprake was van schending van het vertrouwensbeginsel. Bovendien zijn er geen omstandigheden aangetoond die zouden rechtvaardigen dat het niet naleven van de sollicitatieverplichting appellant niet in overwegende mate kan worden verweten.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de proceskostenveroordeling af, omdat hiervoor geen aanleiding bestaat. De uitspraak is gedaan door een collegiaal orgaan, met M.A. Hoogeveen als voorzitter en B.M. van Dun en H.G. Lubberdink als leden, in aanwezigheid van griffier S. l’Ami, en is openbaar uitgesproken op 13 juli 2005.