ECLI:NL:CRVB:2005:AU0502

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/4672 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzetschrift wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juli 2005 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een verzetschrift dat door de opposant was ingediend. De opposant had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Breda, maar dit beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was voldaan. De opposant diende vervolgens een verzetschrift in, dat op 14 april 2005 ter post was bezorgd, maar de Raad oordeelde dat dit verzetschrift niet tijdig was ingediend. De Raad overwoog dat de termijn voor het indienen van een verzetschrift zes weken bedraagt, en dat deze termijn begint te lopen op de dag na de bekendmaking van de uitspraak aan de belanghebbende. De Raad concludeerde dat de opposant in verzuim was, omdat hij niet tijdig had gereageerd op de eerdere uitspraak. De argumenten die de opposant naar voren bracht, werden niet als voldoende beschouwd om aan te nemen dat hij redelijkerwijs niet in verzuim was. Daarom werd het verzet niet-ontvankelijk verklaard. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, dat betrekking heeft op de proceskosten.

Uitspraak

04/4672 WW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats], opposant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij uitspraak van 19 januari 2005, verzonden op 26 januari 2005, heeft de Raad het door opposant ingestelde hoger beroep tegen een ten aanzien van opposant door de rechtbank Breda op 13 juli 2004, onder nummer 03/1781 WW, tussen partijen gegeven uitspraak niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is voldaan.
Tegen die uitspraak heeft opposant bij ongedateerd schrijven, welke op 15 april 2005 ter griffie is ontvangen, verzet gedaan. Blijkens de postdatumstempel is het verzetschrift op 14 april 2005 ter post bezorgd.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 15 juni 2005, waar partijen - geopposeerde met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
In de op grond van artikel 8:55, eerste lid, van de Awb van overeenkomstige toepassing zijnde artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet, is bepaald dat de termijn voor het indienen van een verzetschrift zes weken bedraagt. Deze termijn gaat in op de dag na die waarop de uitspraak door middel van toezending aan de belanghebbende is bekendgemaakt.
Een verzetschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een verzetschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Op grond van de in rubriek I vermelde gegevens moet worden geoordeeld dat het verzetschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de verzetstermijn ingediend verzetschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Hetgeen opposant desgevraagd heeft aangevoerd, bevat geen redenen op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat opposant in verzuim is geweest. Daartoe neemt de Raad in aanmerking dat in genoemde uitspraak duidelijk is vermeld binnen welke termijn een verzetschrift kan worden ingediend.
Uit het voorgaande volgt dat het door opposant gedane verzet niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Met toepassing van artikel 8:55 van de Awb wordt daarom beslist zoals hierna in rubriek III is aangegeven.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. H. Bolt als voorzitter en mr. C.P.J. Goorden en mr. R.P.T. Elshoff als leden, in tegenwoordigheid van L. Karssenberg als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2005.
(get.) H. Bolt.
(get.) L. Karssenberg.