ECLI:NL:CRVB:2005:AU0470

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/3412 CSV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Termijnoverschrijding bij indienen beroepschrift in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 14 juli 2005, betreft het een verzet tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 27 januari 2005. In die uitspraak werd het hoger beroep van de opposante, vertegenwoordigd door mr. W.K.J. van Santen, niet-ontvankelijk verklaard omdat de termijn van zes weken voor het indienen van het beroepschrift niet was nageleefd. De opposante had tegen deze uitspraak een verzetschrift ingediend, waarin zij betoogde dat de termijnoverschrijding niet aan haar kon worden toegerekend.

Tijdens de zitting op 16 juni 2005 werd de gemachtigde van de opposante gehoord, terwijl de geopposeerde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, niet aanwezig was. De Raad overwoog dat de argumenten in het verzetschrift niet voldoende waren om de eerdere beslissing te herzien. De Raad benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor het tijdig indienen van het beroepschrift volledig bij de opposante ligt, ongeacht de omstandigheden die tot de termijnoverschrijding hebben geleid.

De Raad concludeerde dat er geen redenen waren om de eerdere uitspraak te herzien en verklaarde het verzet ongegrond. De uitspraak bevestigde dat de gemaakte fout bij het invoeren van gegevens in de elektronische agenda van de gemachtigde niet kan leiden tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. De beslissing werd genomen met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/3412 CSV
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposante], gevestigd te [vestigingsplaats], opposante,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij uitspraak van de Raad van 27 januari 2005 is het door mr. W.K.J. van Santen, advocaat te Thorn, namens opposante ingestelde hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Roermond van 27 mei 2003, reg.nr. 02/1322 ALGEM, niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft mr. W.K.J. van Santen een verzetschrift ingediend.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 16 juni 2005, waarbij namens opposante haar gemachtigde is verschenen en geopposeerde, zoals tevoren bericht, zich niet heeft doen vertegenwoordigen.
II. MOTIVERING
De uitspraak van 27 januari 2005 steunt kort samengevat hierop, dat bij het instellen van het hoger beroep de termijn van zes weken voor het indienen van een beroepschrift niet in acht is genomen en dat geen aanknopingspunten zijn gevonden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
In geding is de vraag of het hoger beroep van opposante terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
De Raad ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan in zijn genoemde uitspraak gegeven.
In aansluiting op hetgeen in die uitspraak is overwogen merkt de Raad op dat ook op grond van het verzetschrift redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat gemachtigde van opposante niet in verzuim is geweest.
Ter zitting van de Raad geeft de gemachtigde van opposante aan dat er in de uitspraak van 27 januari 2005 geen motivering is gegeven naar aanleiding van de argumenten die in zijn verzetschrift zijn aangevoerd. De gemachtigde van opposante is zich er van bewust dat het beroepschrift te laat is ingediend. De omstandigheid dat de termijnoverschrijding te wijten is aan een fout bij het invoeren van gegevens in de elektronische agenda van de gemachtigde van opposante komt voor rekening en risico voor opposante en levert derhalve geen verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding op.
De Raad overweegt dat in situaties als de onderhavige het uitgangspunt geldt dat het risico van het “niet tijdig” indienen van het hoger beroepschrift, volledig voor rekening komt van de partij die het hoger beroep instelt.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. R.C. Stam, in tegenwoordigheid van M. Renden als griffier en uitgesproken in het openbaar op
14 juli 2005.
(get.) R.C. Stam.
(get.) M. Renden.