ECLI:NL:CRVB:2005:AU0251

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/828 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om bijstand voor bedrijfskapitaal voor horecaonderneming

In deze zaak heeft appellant, wonende te [woonplaats], hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 12 januari 2004, waarin zijn aanvraag om bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal voor een te starten horecaonderneming was afgewezen. De aanvraag was ingediend op 26 augustus 2002 bij het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle. De rechtbank had in haar uitspraak van 12 januari 2004 geoordeeld dat het door appellant ingediende ondernemingsplan niet voldoende onderbouwd was om te concluderen dat met een bedrijfskapitaal van maximaal € 28.951,-- een levensvatbaar bedrijf kon worden gestart.

Tijdens de zitting van de Centrale Raad van Beroep op 14 juni 2005 was appellant niet aanwezig, maar gedaagde werd vertegenwoordigd door drs. M. Claassen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank beoordeeld en vastgesteld dat de rechtbank gemotiveerd is ingegaan op de door appellant in eerste aanleg aangevoerde grieven. Appellant heeft in zijn hoger beroepschrift enkel gesteld dat de rechtbank onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn argumenten, zonder deze verder te concretiseren.

De Centrale Raad van Beroep heeft geconcludeerd dat appellant niet voldoende nieuwe gegevens heeft aangedragen die de uitspraak van de rechtbank zouden kunnen ondermijnen. Daarom heeft de Raad de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een collegiaal trio, met G.A.J. van den Hurk als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 26 juli 2005.

Uitspraak

04/828 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 12 januari 2004,
reg.nr. 02/2453 NABW.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend en de Raad desgevraagd nadere stukken doen toekomen.
Het geding is behandeld ter zitting van 14 juni 2005, waar appellant niet is verschenen, en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door drs. M. Claassen, werkzaam bij de gemeente Goirle.
II. MOTIVERING
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Appellant heeft op 26 augustus 2002 bij gedaagde een aanvraag ingediend ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw) en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen om bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal, inclusief voorbereidingskosten, voor een door appellant te starten horecaonderneming.
Op 27 september 2002 heeft het IMK Intermediair (IMK) aan gedaagde een advies uitgebracht. Gedaagde heeft in navolging van dit advies bij besluit van 14 oktober 2002 de aanvraag van 26 augustus 2002 afgewezen.
Bij besluit van 17 december 2002 heeft gedaagde het bezwaar tegen het besluit van 14 oktober 2002 onder verwijzing naar onder meer artikel 8, tweede en zesde lid, van de Abw ongegrond verklaard op de grond dat het door appellant ingediende ondernemingsplan niet voldoende onderbouwd en doordacht is om een basis te kunnen zijn voor het starten van een levensvatbaar bedrijf, en voorts dat een vergoeding van de voorbe-reidingskosten alleen kan worden toegekend in het kader van een begeleidingstraject, terwijl daarvan in het geval van appellant geen sprake is geweest.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 17 december 2002 ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van het door appellant ingediende ondernemingsplan en de door hem ter zitting gegeven toelichting niet worden geconcludeerd dat met een bedrijfskapitaal van maximaal € 28.951,-- een levensvatbaar bedrijf kan worden gestart.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. In zijn hoger beroepschrift heeft hij, samenvattend weergegeven, enkel aangevoerd dat de rechtbank onvoldoende rekening heeft gehouden met de door hem in beroep aangevoerde argumenten.
De Raad heeft kennis genomen van de aangevallen uitspraak van de rechtbank en constateert dat de rechtbank gemotiveerd is ingegaan op de door appellant in eerste aanleg aangevoerde grieven. Het ligt op de weg van appellant om in hoger beroep concreet aan te geven op welke punten en om welke reden de uitspraak van de rechtbank niet juist zou zijn. Bij gebreke van dergelijke door appellant in hoger beroep naar voren gebrachte gegevens, ziet de Raad geen aanleiding de uitspraak van de rechtbank voor onjuist te houden.
De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. G.A.J. van den Hurk als voorzitter en mr. J.M.A. van der Kolk-Severijns en mr. C.J. Borman als leden, in tegenwoordigheid van R.C. Visser als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2005.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) R.C. Visser.