ECLI:NL:CRVB:2005:AU0250
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- B.M. van Dun
- B.I. Klaassens
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen korting op WW-uitkering wegens onvoldoende sollicitatieactiviteiten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, waarbij een korting van 20% op haar WW-uitkering werd opgelegd voor een periode van 16 weken. De korting was het gevolg van onvoldoende sollicitatieactiviteiten van appellante. De Centrale Raad van Beroep heeft op 29 juni 2005 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard.
Appellante had eerder een uitkering op basis van de Ziektewet ontvangen en had na beëindiging daarvan een WW-uitkering aangevraagd. De korting op de uitkering was opgelegd omdat gedaagde van mening was dat appellante niet voldoende had gesolliciteerd in de periode van 15 april 2002 tot en met 12 mei 2002. Appellante had in deze periode aangegeven niet te hebben gesolliciteerd, omdat zij twijfelde over haar recht op een WW-uitkering.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet aan de sollicitatieverplichting voldeed, zoals vastgelegd in artikel 24 van de Werkloosheidswet. Gedaagde had van de door appellante opgegeven sollicitaties slechts één activiteit kunnen verifiëren. De Raad oordeelde dat gedaagde terecht de maatregel had opgelegd en dat er geen omstandigheden waren die de nalatigheid van appellante minder verwijtbaar maakten.
De Raad heeft gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 966,--, en heeft bepaald dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het griffierecht van appellante dient te vergoeden. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van werkzoekenden om actief te solliciteren en de consequenties van het niet voldoen aan deze verplichtingen.