ECLI:NL:CRVB:2005:AT9772
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vaststelling dagloon in WAO-zaak
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Roermond van 23 augustus 2004, waarin haar beroep tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) ongegrond werd verklaard. De zaak betreft de vaststelling van het dagloon van appellante, die sinds 1 juni 1994 als parttime schoonmaakster werkzaam was en zich op 10 maart 1995 ziek meldde. Gedaagde had appellante een WAO-uitkering toegekend op basis van een dagloon van € 86,37, maar na onderzoek bleek dit bedrag onjuist. Gedaagde herzag het dagloon bij besluit van 20 november 2002 naar € 5,01 en later, op 6 januari 2004, naar € 6,64, waarbij de verlaging gefaseerd werd doorgevoerd vanwege de grote inkomensachteruitgang van appellante.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 16 juni 2005 behandeld, waarbij appellante in persoon verscheen, bijgestaan door haar advocaat. Gedaagde werd vertegenwoordigd door een medewerker van het UWV. De Raad oordeelde dat de oorspronkelijke dagloonvaststelling niet juist was en dat de hoogte van het thans berekende dagloon van € 6,64 per 8 maart 1996 niet betwist werd. De Raad concludeerde dat appellante had moeten begrijpen dat zij geen aanspraak kon maken op een loondervingsuitkering gebaseerd op het onjuiste dagloon van € 86,37. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, waarbij hij geen termen aanwezig achtte voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.