ECLI:NL:CRVB:2005:AT9600

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/2647 ZFW:
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak van de rechtbank Utrecht inzake het indienen van een MN 111 formulier en de onderbouwing van medische gegevens

Op 29 juni 2005 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met registratienummer 03/2647 ZFW. De appellant, bijgestaan door zijn advocaat mr. P.G.M. Lodder, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht van 12 mei 2003, waarin zijn beroep tegen een besluit van 9 april 2002 ongegrond was verklaard. De zaak betrof de vraag of de appellant tijdig een MN 111 formulier had ingediend en of hij voldoende medische gegevens had overgelegd ter onderbouwing van zijn verzoek.

De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet tijdig het MN 111 formulier bij de Caisse Nationale de Securité Sociale in Marokko had ingediend en dat hij gedaagde niet op de hoogte had gesteld van zijn opname in het ziekenhuis Al Wahda in Marokko. Hierdoor was het voor de Raad niet mogelijk om vast te stellen of de gezondheidstoestand van de appellant zodanig was dat de opname en behandeling onmiddellijk noodzakelijk waren. De Raad oordeelde dat de appellant onvoldoende had gedaan om zijn verzoek te onderbouwen met verifieerbare medische gegevens.

De Raad heeft de motivering van de rechtbank in grote lijnen onderschreven en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, wat betekent dat het beroep van de appellant opnieuw ongegrond werd verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van formulieren en het verstrekken van adequate medische informatie in procedures rondom sociale zekerheid.

Uitspraak

P R O C E S - V E R B A A L
van de mondelinge uitspraak op 29 juni 2005 van de
CENTRALE RAAD VAN BEROEP
meervoudige kamer
Zitting hebben: mr. M.I. ’t Hooft, als voorzitter, mr. R.M. van Male en mr. G.M.T. Berkel-Kikkert, als leden en M. Pijper als griffier.
8e zaak, reg.nr. 03/2647 ZFW:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant, in persoon verschenen, bijgestaan door mr. P.G.M. Lodder, advocaat te Utrecht,
en
[Gedaagde] te [vestigingsplaats], gedaagde, verschenen bij gemachtigden, S.H. van Neerbos en adviserend geneeskundige J. de Jong, werkzaam bij [gedaagde].
Bij de aangevallen uitspraak van de rechtbank Utrecht van 12 mei 2003, reg.nr SBR 02/877, is ongegrond verklaard het beroep van appellant tegen het besluit van 9 april 2002 (het bestreden besluit).
Ten aanzien van de voor dit geding van belang zijnde feiten en regelgeving verwijst de Raad naar de daarop betrekking hebbende overwegingen in de rubrieken “feiten” en “toepasselijke regelgeving” van de aangevallen uitspraak.
De Raad onderschrijft in grote lijnen de motivering van de rechtbank en voegt daar het volgende aan toe. Uit de gedingstukken blijkt niet eenduidig welke diagnose in het ziekenhuis Al Wahda in Marokko is gesteld. Evenmin is duidelijk welke behandeling appellant heeft ondergaan. Daardoor is niet vast te stellen of de gezondheidstoestand van appellant zodanig was, dat de gestelde opname en behandeling, waarop de door appellant ingediende nota’s betrekking hebben, onmiddellijk noodzakelijk waren. Deze onduidelijkheid komt voor risico van appellant. Appellant heeft verzuimd tijdig een
MN 111 formulier bij de Caisse Nationale de Securité Sociale te Nador te Marokko in te dienen en hij heeft evenmin gedaagde - die een vestiging in Marokko heeft - van zijn opname in kennis gesteld. Dit heeft tot gevolg dat achteraf de aard en de omstandigheid van de medische behandeling moet worden vastgesteld. Gedaagde heeft voldoende inspanningen verricht om de daartoe benodigde medische gegevens van genoemd ziekenhuis te verkrijgen, onder meer door een persoonlijk bezoek van de directeur van gedaagdes vestiging in Marokko aan het ziekenhuis Al Wahda, maar deze hebben niet tot resultaat geleid. Het ligt vervolgens op de weg van appellant om zijn verzoek met verifieerbare medische gegevens te onderbouwen. Ter zitting is van de zijde van appellant meegedeeld dat ook hij niet in staat is geweest de medische gegevens van zijn behandeling in ziekenhuis El Wahda te verkrijgen.
De Raad heeft in hetgeen vanwege appellant in hoger beroep is aangevoerd geen aanknopingspunt gevonden voor een ander oordeel en ziet geen aanleiding voor en veroordeling in de proceskosten.
De Raad beslist daarom als volgt.
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Waarvan proces-verbaal.
Utrecht, 29 juni 2005
De plv. griffier. De fungerend voorzitter.
M. Pijper. M.I. ’t Hooft.