ECLI:NL:CRVB:2005:AT9487

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/5120 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet wegens termijnoverschrijding en niet indienen verzetsgronden

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep, is het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak niet-ontvankelijk verklaard. De opposant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen, maar dit beroep werd op 8 maart 2005 niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht van € 102,-- niet tijdig was betaald. De opposant diende op 10 maart 2005 een verzetschrift in, maar dit verzetschrift bevatte geen gronden. De Raad heeft de opposant in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen, maar de gestelde termijnen zijn ongebruikt verstreken. De Raad heeft vastgesteld dat er geen reden is om aan te nemen dat de opposant niet in verzuim is geweest. De Centrale Raad van Beroep heeft op basis van artikel 8:55, vijfde lid onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het verzet niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/5120 NABW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats], opposant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij uitspraak van de Raad van 8 maart 2005 is het door opposant ingestelde hoger beroep, reg.nr. 03/966 NABW, tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 14 oktober 2004 niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak van de Raad heeft opposant bij brief van 10 maart 2005 een verzetschrift ingediend.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 28 juni 2005, waar partijen – zoals tevoren bericht – niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
De uitspraak van de Raad van 8 maart 2005 steunt kort samengevat hierop, dat het bij het instellen van het hoger beroep ingevolge artikel 22 van de Beroepswet verschuldigde griffierecht van € 102,-- niet binnen de door de laatstelijk aangetekend verzonden brief van 2 november 2004 gestelde termijn is betaald en dat op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat opposant niet in verzuim is geweest.
Het ingediende verzetschrift bevat echter geen gronden.
Bij schrijven van 16 maart 2005 is opposant in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
Hij heeft deze termijn ongebruikt laten voorbijgaan.
Bij aangetekend schrijven van 18 april 2005 is aan opposant nogmaals de gelegenheid geboden de verzetsgronden in te dienen. Daarbij is een termijn van twee weken gesteld en is erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot niet - ontvankelijkverklaring van het verzet kan leiden.
Opposant heeft ook deze termijn ongebruikt laten voorbijgaan.
Gelet op het vorenstaande dient het verzet met toepassing van artikel 8:55, vijfde lid onder a, van de Awb niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van T. Hemelrijk-van den Oudenalder als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2005.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) T. Hemelrijk-van den Oudenalder.