ECLI:NL:CRVB:2005:AT9227
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.G.M. Simons
- C. van Viegen
- W.I. Degeling
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van niet-verschoonbare termijnoverschrijding bij indienen bezwaar tegen AWBZ-premieberekening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die bezwaar heeft gemaakt tegen de definitieve berekening van de premie voor vrijwillige verzekering onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) door de Sociale verzekeringsbank. De appellant, wonende in Spanje, heeft zijn bezwaar ingediend na het verstrijken van de wettelijke termijn van zes weken. De Sociale verzekeringsbank heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De appellant heeft aangevoerd dat hij door manische depressiviteit en concentratieproblemen niet in staat was om tijdig bezwaar te maken.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 31 mei 2005, waarbij de appellant niet aanwezig was, maar de gedaagde zich liet vertegenwoordigen door mr. G. de Josselin. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant weliswaar in het verleden depressieve perioden heeft ervaren, maar dat er geen voldoende bewijs is dat hij gedurende de bezwaartermijn niet in staat was om een bezwaarschrift in te dienen. De Raad concludeert dat de Sociale verzekeringsbank redelijkerwijs kon concluderen dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was.
De rechtbank had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigt deze uitspraak. De Raad komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de AWBZ-premieberekening, aangezien het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard. Tot slot ziet de Raad geen aanleiding om de proceskosten te vergoeden.