ECLI:NL:CRVB:2005:AT9112
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.W.P. van der Hoeven
- Rechtspraak.nl
Toekenning ziekengeld en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak gaat het om de toekenning van ziekengeld aan appellante, die in hoger beroep is gekomen tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Appellante was eerder arbeidsongeschikt geweest, maar na herstel heeft zij weer productiewerk verricht. Op 22 november 2001 meldde zij zich opnieuw ziek vanwege handklachten. De verzekeringsarts heeft appellante per 3 mei 2002 hersteld verklaard, maar het bestreden besluit van de gedaagde om geen ziekengeld meer toe te kennen, werd door de rechtbank ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 8 juni 2005, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. A.P. Drosten, en gedaagde door M.J. Gerritsen. De Raad heeft de bevindingen van de bezwaarverzekeringsarts en de rechtbank in overweging genomen en geconcludeerd dat er geen reden was om aan de geschiktheid van appellante voor haar arbeid te twijfelen. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. Ch. van Voorst, in tegenwoordigheid van mr. J.W.P. van der Hoeven als griffier, en is openbaar uitgesproken op 6 juli 2005.