ECLI:NL:CRVB:2005:AT8816
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- H. Bolt
- R.P.Th. Elshoff
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering wegens behoud van recht op doorbetaling van loon
In deze zaak gaat het om de weigering van een WW-uitkering aan appellant, die in hoger beroep is gekomen tegen een uitspraak van de rechtbank Middelburg. Appellant, die sinds 15 maart 1971 in dienst was bij de rechtsvoorganger van zijn werkgever, meldde zich op 22 januari 2001 ziek. De werkgever heeft het loon doorbetaald tot 1 februari 2002. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (gedaagde) heeft de aanvraag van appellant voor een WW-uitkering per 1 februari 2002 afgewezen, met het argument dat appellant nog in dienst was en recht had op onverminderde doorbetaling van loon. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de Werkloosheidswet (WW). De Raad concludeert dat appellant, na een overname van de onderneming door een andere werkgever, arbeidsongeschikt is geworden door een conflictueuze situatie en dat hij niet meer in staat was om zijn werk te verrichten. De Raad oordeelt dat de gedaagde ten onrechte heeft aangenomen dat appellant op 1 februari 2002 niet werkloos was, omdat hij recht had op doorbetaling van loon. De Raad vernietigt de besluiten van gedaagde en oordeelt dat deze opnieuw op de bezwaren van appellant moet beslissen.
Daarnaast wordt gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 966,--. De Raad benadrukt dat de werkgever na 52 weken arbeidsongeschiktheid niet langer gehouden is het loon door te betalen, en dat er geen sprake was van een reële beschikbaarstelling van appellant voor werk. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, en de Raad bepaalt dat gedaagde het griffierecht aan appellant vergoedt.