ECLI:NL:CRVB:2005:AT8567
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- G.L.M.J. Stevens
- H.R. Geerling-Brouwer
- M. Greebe
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag WUV-uitkering op basis van beroepsmatig functioneren en peilberoep in WSW-verband
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juni 2005 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, een vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945, en de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Eiser had een aanvraag ingediend voor een periodieke uitkering, welke eerder was afgewezen op basis van het feit dat zijn gezondheidsklachten hem niet belemmerden in zijn beroepsmatig functioneren. Eiser had eerder een voorziening voor extra huishoudelijke hulp gekregen, maar de periodieke uitkering was geweigerd omdat de klachten niet als invaliderend werden beschouwd.
Eiser had in februari 2003 een hernieuwde aanvraag ingediend, die door verweerster was gehonoreerd, maar de hoogte van de uitkering was door eiser betwist. De Raad heeft de zaak behandeld op 12 mei 2005, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A. Bierenbroodspot. Verweerster werd vertegenwoordigd door A.T.M. Vroom-van Berckel.
De Raad overwoog dat de grondslag voor de berekening van de periodieke uitkering was vastgesteld op basis van het inkomen dat eiser had verdiend in zijn laatstelijk uitgeoefende beroep in WSW-verband. Eiser betoogde dat de grondslag op basis van zijn eerdere werk bij Pardo BV had moeten worden vastgesteld. De Raad oordeelde echter dat de werkzaamheden in WSW-verband, ondanks de aangepaste omstandigheden, als een beroep in de zin van de Wet konden worden aangemerkt. De Raad concludeerde dat de door verweerster vastgestelde grondslag op goede gronden was bepaald en verklaarde het beroep van eiser ongegrond.