ECLI:NL:CRVB:2005:AT8565

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/477 WUV, 04/668 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • G.L.M.J. Stevens
  • H.R. Geerling-Brouwer
  • M. Greebe
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van WUV-uitkering en onjuiste verpleegdagprijs

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 23 juni 2005, gaat het om de terugvordering van WUV-uitkeringen door de Pensioen- en Uitkeringsraad. De eisers, de erven van een overleden betrokkene, hebben beroep ingesteld tegen besluiten van de verweerster, waarbij bedragen van respectievelijk € 910,84 en € 1985,40 zijn teruggevorderd. Deze bedragen waren eerder aan de betrokkene uitbetaald voor de kosten van verblijf in een verpleeghuis in de jaren 2001 en 2002. De eisers betwisten de juistheid van de terugvordering, met name de berekening van de verpleegdagprijs in augustus 2002. Tijdens de zitting op 12 mei 2005 zijn de eisers niet verschenen, terwijl de verweerster vertegenwoordigd was door A.T.M. Vroom-van Berckel.

De Raad heeft de besluiten van de verweerster beoordeeld en vastgesteld dat de terugvorderingen zijn gebaseerd op onjuiste berekeningen van de verpleegdagprijs. De verweerster heeft ter zitting toegelicht dat er een correctie op het terugvorderingsbedrag voor 2002 zal worden toegepast, omdat uit een nadien ingezonden afrekening bleek dat de verpleegprijs in augustus 2002 hoger was dan eerder aangenomen. De Raad heeft echter geen aanleiding gezien om de terugvorderingen te betwijfelen, gezien de verstrekte gegevens en toelichtingen.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep de beroepen ongegrond verklaard, wat betekent dat de bestreden besluiten in stand blijven. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een vergoeding van proceskosten, zoals bepaald in de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak benadrukt het belang van correcte berekeningen bij terugvorderingen van uitkeringen en de noodzaak voor eisers om hun standpunten goed te onderbouwen.

Uitspraak

04/477 WUV, 04/668 WUV
U I T S P R A A K
in de gedingen tussen:
de erven van [betrokkene], laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats], Mobile AL (USA), eisers,
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, verweerster.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN DE GEDINGEN
Onder dagtekening 18 september 2003, kenmerk JZ/L80/2003-BZ 43086 en JZ/L80/2003-BZ 43787, heeft verweerster ten aanzien van eisers een tweetal besluiten genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).
Tegen deze besluiten hebben eisers bij de Raad beroep ingesteld. In de beroepschriften, met bijlagen, is uiteengezet waarom eisers zich met de bestreden besluiten niet kunnen verenigen.
Verweerster heeft verweerschriften ingediend en nadien, desverzocht, schriftelijk nadere informatie verstrekt.
De gedingen zijn gevoegd behandeld ter zitting van de Raad op 12 mei 2005. Aldaar zijn eisers niet verschenen, terwijl verweerster zich heeft doen vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
Bij besluiten van 17 oktober 2002 en 7 mei 2003, zoals na daartegen gemaakt bezwaar gehandhaafd bij de nu bestreden besluiten, heeft verweerster van eisers teruggevorderd bedragen van respectievelijk € 910,84 en € 1985,40, als zijnde aan thans wijlen [betrokkene], overleden op 26 augustus 2002 (hierna: betrokkene), in de jaren 2001 en 2002 teveel betaalde bedragen aan vergoedingen van de kosten van verblijf in een verpleeghuis ingevolge artikel 20, derde lid, van de Wet.
In beroep hebben eisers de juistheid van de aan die terugvordering ten grondslag liggende berekeningen betwist. In het bijzonder is gesteld dat bij die berekeningen van een onjuiste verpleegdagprijs in de maand augustus 2002 is uitgegaan.
In deze gedingen staat ter beantwoording de vraag of, gelet op hetgeen door eisers in beroep is aangevoerd, de bestreden besluiten in rechte kunnen standhouden.
Dienaangaande overweegt de Raad als volgt.
In aanvulling op eerder aan eisers terzake verstrekte toelichtingen heeft verweersters gemachtigde ter zitting van de Raad de ontstaansgeschiedenis van de in geding zijnde terugvorderingen aan de hand van de namens betrokkene ingediende “Wuv information forms” en declaraties over de jaren 2001 en 2002 als volgt (onder aanduiding van betrokkene als: eiseres) verder verduidelijkt:
" Eiseres kreeg met de beschikking van 9 april 1998 een vergoeding, op grond van artikel 20 lid 3 van de Wuv, toegekend ter zake van de kosten verbonden aan de opname en verzorging op de verpleegafdeling van Healthcare Centre Gorden Oaks.
Een vergoeding wordt normaliter aan de hand van declaraties betaald. De vergoeding van verzorgkosten worden echter maandelijks als voorschot aan cliënten betaald. Bij de definitiefstelling van een jaar worden dan aan de hand van declaraties de verzorgkosten definitief berekend. Zo ook bij eiseres. Bij de berekening van een vergoeding in het kader van artikel 20 lid 3 wordt rekening gehouden met de inkomsten van eiseres, in dit geval een Wuv-uitkering en een Social Security. Deze inkomsten worden afgetrokken van het bedrag dat aan verzorgingskosten, premie ziektekosten en een vrij besteedbaar bedrag, zijnde 12% van de grondslag wordt berekend.
De definitiefstelling van het jaar 2001 vond plaats in de maand juli 2002.
De ontstane schuld kan verklaard worden uit het volgende. In de maand juli 2002 heeft er een aanpassing plaatsgevonden bij de berekening van de ziektekosten toeslag vanaf het op dat moment nog voorlopig berekende jaar 2001. Gebleken was dat er zowel bij de periodieke uitkering als bij de vergoeding in het kader van artikel 20 lid 3, een toeslag voor ziektekostenverzekering werd berekend. Eiseres kreeg daardoor deze toeslag tweemaal toegekend om reden waarvan een bijstelling plaats vond. Uit deze bijstelling in de voorlopige periode vloeide een schuld voort van € 1.518,87 die op bladzijde 6 van de berekeningsbeschikking van 31 juli 2002 (gedingstuk 17) terug te vinden is.
Voorts bleek het bedrag van de Social Security bij de definitieve berekening lager te zijn dan voorlopig werd berekend.
In december 2001 werd op verzoek van de gemachtigde van eiseres de dagprijs ingaande augustus 2001 aangepast. Uit informatie van het verpleeghuis bleek dat de prijs per 1 augustus zou worden berekend op $ 123,- per dag in plaats van de eerder berekende $ 87,-. Bij de definitieve berekening van de verzorgingskosten kwam uit de declaraties van het verpleeghuis naar voren dat eiseres van 1 januari 2001 tot en met 19 juli 2001 een verpleegprijs betaalde van $ 87,- per dag.
Vanaf 20 juli betaalde ze een verpleegprijs van $ 113,- in plaats van de gevraagde en betaalde $ 123,-. Ook dit heeft invloed gehad op de definitieve berekening van de uitkering.
Met betrekking tot het jaar 2002 geldt hetzelfde als hierboven aangegeven met betrekking tot de toeslag van de ziektekostenverzekering. De voorlopige bijstelling hiervan gaf een schuld van € 1.052,88. Deze schuld is al te zien op de berekeningsbeschikking van 31 juli 2002, als een nog niet invorderbaar bedrag.
Daarnaast bleek ook in 2002 het uiteindelijk gedeclareerde bedrag aan verzorgingskosten minder hoog dan op basis van de gegevens van gemachtigde werd aangenomen. Immers op verzoek van gemachtigde werd einde december 2001 het maandelijkse voorschot verhoogd tot een dagprijs van € 123,-."
Ten aanzien van de verpleegdagprijs in augustus 2002 is namens verweerster ter zitting, onder verwijzing naar de ten tijde van de bestreden besluiten beschikbare declaraties, uiteengezet dat eerst uit een nadien ingezonden nadere afrekening van het verpleeghuis is gebleken dat in augustus 2002 toch een iets hogere - tien dollar per dag meer - verpleeg-prijs heeft gegolden. In verband hiermee zal bij wijze van herziening een (kleine) correctie op het terugvorderingsbedrag voor 2002 worden toegepast, aldus verweerster.
De Raad heeft, gelet op de ten tijde van de bestreden besluiten door eisers ingediende gegevens en de ter zitting van de Raad namens verweerster verstrekte nadere toelichting, in hetgeen namens eisers is aangevoerd geen aanknopingspunt gevonden om de juistheid van de in de bestreden besluiten opgenomen terugvorderingsbedragen te betwijfelen.
Dit betekent dat de bestreden besluiten in rechte kunnen standhouden en dat de ingestelde beroepen ongegrond verklaard dienen te worden.
De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten.
Beslist wordt derhalve als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus gegeven door mr. G.L.M.J. Stevens als voorzitter en mr. H.R. Geerling-Brouwer en mr. M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2005.
(get.) G.L.M.J. Stevens.
(get.) E. Heemsbergen.
HD
19.05