ECLI:NL:CRVB:2005:AT8488
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- C.P.M. van de Kerkhof
- F.J.L. Pennings
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake correctienota's en boetenota's voor minimumloon in de horeca
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft correctienota's en boetenota's die zijn opgelegd aan gedaagde, een exploitant van een petit-restaurant, naar aanleiding van een looncontrole. De appellant constateerde dat gedaagde voor twee werknemers een lager loon had verantwoord dan het minimumloon dat volgens de Horeca CAO gold. Appellant heeft correctienota's en boetenota's over de jaren 1998 tot en met 2002 aan gedaagde gestuurd, waarbij hij zich baseerde op het Fooienbesluit 1989.
Gedaagde heeft bezwaar gemaakt tegen de opgelegde nota's, waarop appellant gedeeltelijk heeft besloten het bezwaar gegrond te verklaren. De rechtbank oordeelde echter dat de Horeca CAO slechts gedurende bepaalde perioden algemeen verbindend was en dat appellant ten onrechte het minimum CAO-loon had gehanteerd in plaats van het wettelijk minimumloon voor de jaren waarin de CAO niet algemeen verbindend was. De rechtbank vernietigde de bestreden besluiten van appellant voor de jaren 1998 tot en met 2001.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellant gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd. De Raad oordeelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat appellant het minimum CAO-loon had moeten hanteren. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat de kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 23 juni 2005, en partijen kunnen binnen zes weken na verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.