ECLI:NL:CRVB:2005:AT8477
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- C.P.M. van de Kerkhof
- F.J.L. Pennings
- Rechtspraak.nl
Onjuiste loonopgave en kostenvergoeding in het kader van sociale verzekeringen
In deze zaak heeft appellante, een onderneming die zich bezighoudt met staalconstructiewerken, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, omdat zij een onjuiste loonopgave had gedaan. Appellante had netto all-in loonafspraken gemaakt met haar werknemers, maar slechts een deel van het afgesproken loon als zodanig verantwoord. Het niet als loon verantwoorde deel werd ten onrechte als kostenvergoeding aangemerkt. De Centrale Raad van Beroep bevestigde in grote lijnen het oordeel van de rechtbank, maar voegde hieraan toe dat gedaagde, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, ook eigen onderzoek had verricht naar de loonopgaven van appellante.
De Raad oordeelde dat de redelijke termijn voor de behandeling van de opgelegde correctienota's niet was overschreden, maar dat dit wel het geval was voor de opgelegde boetes, die als een 'criminal charge' moeten worden beschouwd. De Raad besloot de boetes met 10% te matigen, omdat het tijdsverloop tot de definitieve beslechting van het geschil te lang was geweest. De Raad vernietigde het bestreden besluit voor zover het betrekking had op de boetenota's over de jaren 1995 en 1996 en veroordeelde gedaagde in de proceskosten van appellante, die werden begroot op € 1.288,--. Tevens werd bepaald dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het betaalde griffierecht van € 566,-- aan appellante moest vergoeden.