ECLI:NL:CRVB:2005:AT8395
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Stam
- M. Renden
- Rechtspraak.nl
Toekenning WAO-uitkering en premiedifferentiatie door werkgever
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juni 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een WAO-uitkering aan een werknemer. De Raad heeft het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage behandeld. De rechtbank had op 24 augustus 2004 het beroep van de gedaagde gegrond verklaard, omdat het bestreden besluit van het UWV onvoldoende gemotiveerd was. De gedaagde, een werkgever, had geen rechtsmiddel aangewend tegen het besluit tot toekenning van de WAO-uitkering aan de werknemer, wat volgens de Raad een belangrijke factor was in deze zaak.
De Raad oordeelde dat de gedaagde in bezwaar en beroep had moeten aanvoeren dat de uitkering met toepassing van artikel 43a van de WAO had moeten worden toegekend. De Raad benadrukte dat de wetgeving correct was toegepast door het UWV en dat er geen beleidsvrijheid was bij de uitvoering van deze wettelijke bepalingen. De gedaagde had de wet als onrechtvaardig ervaren, maar de rechter is niet bevoegd om de billijkheid van de wet te beoordelen. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van de gedaagde werd ongegrond verklaard.
De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de premiedifferentiatie in de WAO en benadrukt de noodzaak voor werkgevers om tijdig rechtsmiddelen aan te wenden tegen besluiten die hen aangaan. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de kosten te compenseren op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de Centrale Raad van Beroep, met de ondertekening van de rechters R.C. Stam en M. Renden.