ECLI:NL:CRVB:2005:AT8319
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.G. Rottier
- P. Boer
- Rechtspraak.nl
Korting op WW-uitkering wegens onvoldoende sollicitatie-inspanningen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juni 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over de korting op de WW-uitkering van appellant. De korting van 20% gedurende 16 weken was opgelegd omdat appellant in de periode van 3 juni tot 16 juni 2002 in onvoldoende mate had getracht passende arbeid te verkrijgen. Appellant had tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Groningen hoger beroep ingesteld, waarin zijn beroep tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ongegrond was verklaard. Tijdens de zitting op 11 mei 2005 was appellant aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl de gedaagde partij niet verscheen.
De Raad beoordeelde het geschil aan de hand van de Werkloosheidswet (WW) en de relevante bepalingen. Het besluit van 18 juni 2002, dat de korting op de WW-uitkering oplegde, werd door de Raad als rechtmatig beschouwd. Appellant had geen sollicitaties vermeld op zijn werkbriefje en had als reden 'vrijstelling' opgegeven. De Raad oordeelde dat appellant niet had voldaan aan zijn verplichtingen om te solliciteren en dat de opgelegde maatregel niet in strijd was met enige regel van geschreven of ongeschreven recht.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om de maatregel te matigen op basis van de persoonlijke omstandigheden van appellant. De gevolgen van de korting werden als zwaar ervaren, maar de Raad zag geen reden om de beslissing van de gedaagde te herzien. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en de opgelegde maatregel bleef in stand.