E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/159 NABW + 04/160 NABW + 04/161 NABW
[appellant] , wonende te [woonplaats], appellant,
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN DE GEDINGEN
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank Zutphen van 30 december 2003,
reg.nrs. 01/1156, 01/1157 en 01/1158 NABW.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Hierna heeft appellant nog een aantal stukken ingediend.
De gedingen zijn - tezamen met de gedingen in de zaken met de reg.nrs. 04/149, 04/150, 04/162, 04/163 en 04/164 NABW - gevoegd behandeld ter zitting van 7 juni 2005. Daar is appellant in persoon verschenen en heeft gedaagde zich niet laten vertegenwoordigen. Na de sluiting van het onderzoek zijn de gedingen weer gesplitst. In de zaken met reg.nrs. 04/149, 04/150, 04/162, 04/163 en 04/164 NABW wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Appellant heeft op 12 februari 2001 en 13 februari 2001 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van griffierecht betreffende door hem ingestelde (hoger) beroepsprocedures en verzoeken om een voorlopige voorziening. Aangezien de bij deze aanvragen behorende bewijsstukken niet waren overgelegd, is appellant bij brieven van 16 februari 2001 verzocht alsnog de in die brieven genoemde gegevens vóór 2 maart 2001 te verstrekken. Daarbij is er op gewezen dat de aanvragen niet verder zullen worden behandeld als deze gegevens niet tijdig worden verstrekt.
Op 5 maart 2001 heeft gedaagde besloten de aanvragen op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet te behandelen, omdat appellant niet binnen de gestelde termijn de aanvragen met de gevraagde gegevens heeft aangevuld.
Bij een drietal besluiten van 23 augustus 2001 heeft gedaagde de bezwaren tegen de besluiten van 5 maart 2001 ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraken heeft de rechtbank de beroepen van appellant tegen de besluiten van 23 augustus 2001 ongegrond verklaard.
De Raad heeft in hetgeen van de zijde van appellant in hoger beroep is aangevoerd geen aanleiding gevonden de aangevallen uitspraken voor onjuist te houden. Daartoe overweegt hij het volgende.
Artikel 4:5, eerste lid, van de Awb (tekst tot 1 juli 2004) bepaalt dat indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag aan te vullen. Daarbij gaat het, gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb, om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Evenals de rechtbank en gedaagde, is de Raad van oordeel dat de gevraagde gegevens, te weten kopieën van accept- girokaarten, waaruit blijkt dat appellant de griffierechten dient te voldoen alsmede kopieën van besluiten en uitspraken betreffende de door appellant te voeren procedures, relevant zijn voor de beoordeling van het recht op bijstand. Vaststaat dat appellant de gevraagde gegevens niet binnen de daarvoor gegeven termijn heeft verstrekt. Gesteld noch gebleken is dat appellant niet over de gevraagde gegevens beschikte of redelijkerwijs de beschikking kon krijgen.
De Raad komt dan ook evenals de rechtbank tot de conclusie dat gedaagde bevoegd was de in geding zijnde aanvragen van 12 februari 2001 en 13 februari 2001 buiten behandeling te laten. De Raad ziet geen grond om te oordelen dat gedaagde niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot buiten behandeling stellen van de aanvragen gebruik heeft kunnen maken.
De hoger beroepen slagen derhalve niet. De aangevallen uitspraken dienen te worden bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.
De Centrale Raad van Beroep,
Bevestigt de aangevallen uitspraken.
Aldus gewezen door mr. G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van mr. P.E. Broekman als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2005.
(get.) G.A.J. van den Hurk.