ECLI:NL:CRVB:2005:AT8174

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/5754 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 juni 2005 uitspraak gedaan over het verzet van de opposant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn hoger beroep. De opposant had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zutphen, maar dit was op 15 februari 2005 niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht van € 102,-- niet binnen de gestelde termijn was betaald. De opposant diende hiertegen een verzetschrift in, waarop een zitting volgde op 7 juni 2005. Tijdens deze zitting was de opposant aanwezig, maar de geopposeerde, het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk, was niet vertegenwoordigd.

De Raad overwoog dat er geen aanleiding was om tot een ander oordeel te komen dan in de eerdere uitspraak. De argumenten die in het aanvullend verzetschrift en ter zitting naar voren zijn gebracht, boden geen grond voor de conclusie dat de opposant niet in verzuim was geweest. De Raad merkte op dat de opposant niet tijdig om uitstel van betaling van het griffierecht had verzocht en dat hij de bijzondere bijstand voor de kosten van het griffierecht voor een ander doel had aangewend, namelijk voor advocaatkosten. Op basis van deze overwegingen verklaarde de Raad het verzet ongegrond, zonder veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak bevestigt dat het niet tijdig betalen van griffierecht kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van hoger beroep, en dat het indienen van een verzet tegen deze beslissing niet automatisch leidt tot een heroverweging van de zaak als er geen nieuwe relevante feiten of omstandigheden worden aangevoerd.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/5754 NABW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats], opposant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij uitspraak van de Raad van 15 februari 2005 is het door opposant ingestelde hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 19 oktober 2004, reg.nr. 04/580 NABW, niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft opposant een verzetschrift ingediend.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 7 juni 2005, waar opposant is verschenen. Geopposeerde heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
II. MOTIVERING
De uitspraak van de Raad van 15 februari 2005 steunt kort samengevat hierop, dat het bij het instellen van het hoger beroep ingevolge artikel 22 van de Beroepswet verschuldigde griffierecht van € 102,-- niet binnen de door de laatstelijk aangetekend verzonden brief van 17 november 2004 gestelde termijn van vier weken is betaald en dat op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat opposant niet in verzuim is geweest.
In geding is de vraag of het hoger beroep van opposant terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
De Raad ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan in zijn genoemde uitspraak gegeven.
Hetgeen in het aanvullend verzetschrift en ter zitting is aangevoerd bevat geen grond waarop redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat opposant in verzuim is geweest.
Daarbij tekent de Raad aan dat opposant niet binnen de termijn aan de Raad om uitstel van betaling van het griffierecht heeft verzocht en - naar ter zitting is meegedeeld - de bijzondere bijstand voor de kosten van het griffierecht in dit geding heeft gebruikt voor een ander doel, namelijk voor advocaatkosten.
Gelet op het vorenstaande bestaat er aanleiding het verzet met toepassing van artikel 8:55, vijfde lid, aanhef en onder b, van de Awb ongegrond te verklaren.
De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van mr. P.E. Broekman als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2005.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) P.E. Broekman.