ECLI:NL:CRVB:2005:AT8133
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- H.G. Rottier
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Recht op loongerelateerde uitkering WW en referte-eis
In deze zaak gaat het om de vraag of appellant recht heeft op een loongerelateerde uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW). Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die zijn beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ongegrond verklaarde. Dit besluit betrof de toekenning van een loongerelateerde uitkering voor de duur van twee jaar, met een vervolguitkering voor dezelfde periode. Gedaagde had het bezwaar van appellant gedeeltelijk gegrond verklaard, maar de duur van de loongerelateerde uitkering was vastgesteld op tweeënhalf jaar.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 23 maart 2005, waarbij appellant en zijn gemachtigde niet verschenen. Gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. D.M.G.M.W. Heijnen. De Raad heeft de relevante bepalingen van de WW in overweging genomen, met name artikel 42, dat de duur van de loongerelateerde uitkering regelt op basis van het arbeidsverleden van de werknemer. Appellant diende aan te tonen dat hij in de vijf kalenderjaren voorafgaand aan zijn eerste werkloosheidsdag minimaal 52 dagen loon had ontvangen.
De Raad concludeert dat appellant niet heeft aangetoond dat hij in 1998 aan deze eis voldeed, aangezien uit de beschikbare gegevens bleek dat hij slechts 44 loondagen had. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor vergoeding van proceskosten. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep is op 4 mei 2005 openbaar uitgesproken, waarbij de aangevallen uitspraak is bevestigd.