ECLI:NL:CRVB:2005:AT8056

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/2355 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van een uitzendkracht in de metaalindustrie na nekklachten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die als uitzendkracht werkzaam was als inpakker bij metaalfabriek BOAL B.V. Appellant is uitgevallen met nekklachten tijdens tilwerkzaamheden. De Centrale Raad van Beroep behandelt de vraag of appellant in staat is om de werkzaamheden zoals beschreven in de werkomschrijving te verrichten. De zaak is ontstaan na een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat appellant hersteld verklaarde, wat hij betwistte. De rechtbank 's-Gravenhage had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard.

De Raad heeft de zaak behandeld op 18 mei 2005, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.W. Stok, en de gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. J.J. Grasmeijer. De Raad overweegt dat er geen nieuwe gezichtspunten zijn aangevoerd in hoger beroep die de eerdere beslissing zouden kunnen ondermijnen. De rapporten van de verzekeringsgeneeskundigen zijn zorgvuldig tot stand gekomen en er zijn geen medische gegevens overgelegd die de conclusie van het Uwv in twijfel trekken.

De Raad bevestigt dat de werkzaamheden van appellant, die bestonden uit het inpakken van aluminium profielen, met een gewicht dat door twee personen werd getild, niet zwaarder waren dan wat appellant aankon. De Raad concludeert dat er geen reden is om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van de eerdere besluiten en dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/2355 ZW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv.
Bij brief van 4 maart 2002 heeft gedaagde appellant in kennis gesteld van een ten aanzien van hem genomen besluit (hierna: het bestreden besluit) ter uitvoering van de Ziektewet (ZW).
De rechtbank `s-Gravenhage heeft bij uitspraak van 4 april 2003 (reg.nr. 02/1372 ZW) het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep, ongegrond verklaard.
Namens appellant is mr. J.W. Stok, advocaat te Delft, op bij aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden van die uitspraak in hoger beroep gekomen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend. Desgevraagd heeft gedaagde bij brief van 26 januari 2005 stukken ingezonden.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 18 mei 2005, waar appellant in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. Stok (voornoemd), en waar namens gedaagde is verschenen mr. J.J. Grasmeijer, werkzaam bij het Uwv.
II. MOTIVERING
Ten tijde van zijn ziekmelding werkte appellant via een uitzendbureau als inpakker bij metaalfabriek BOAL B.V. Op 15 mei 2001 is hij tijdens tilwerk uitgevallen vanwege nekklachten. Nadat appellant op 2 november 2001 was onderzocht door verzekeringsarts R.H. Ladi, is hij bij besluit van 2 november 2001 met ingang van 5 november 2001 hersteld verklaard. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, omdat hij van mening is dat de werkzaamheden als inpakker voor hem te zwaar zijn omdat hij maar maximaal 7 kilogram kan dragen en/of tillen.
Tijdens de bezwaarprocedure heeft bezwaarverzekeringsarts F.L. van Duijn inlichtingen ingewonnen bij de orthopedisch chirurg A.J.M. Sauter. Laatstgenoemde heeft appellant op 18 oktober 2001 onderzocht, heeft geen duidelijke afwijkingen kunnen vaststellen en stelt de diagnose nekklachten door myogene oorzaak. Naar aanleiding van het rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 27 februari 2002 is bij het bestreden besluit van 4 maart 2002 het bezwaar van appellant tegen het besluit van 2 november 2001 ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts voldoende inzicht hebben gehad in de relevante werkbelasting van appellant en dat door appellant geen medische informatie in het geding is gebracht die het standpunt van gedaagde in twijfel trekt.
Namens appellant is in hoger beroep aangevoerd dat er onvoldoende onderzoek heeft plaatsgevonden naar het gewicht dat appellant moet tillen tijdens zijn werkzaamheden als inpakker. Tevens had volgens appellant het voorschrijven door de huisarts van een geneesmiddel tegen reuma de rechtbank aanleiding moeten geven tot het instellen van een deskundigenonderzoek.
Desgevraagd heeft gedaagde bij brief van 26 januari 2005 een werkomschrijving, opgesteld door BOAL B.V., overgelegd. Volgens deze werkomschrijving bestonden appellants werkzaamheden uit het inpakken van aluminium profielen. Daarbij moesten deze profielen (met een gewicht variërend tussen de 1 en 12 kilogram) samen met een collega worden verplaatst. Bezwaarverzekeringsarts Van Duijn heeft in zijn rapport van 25 januari 2005 aangegeven dat de profielen dusdanig van omvang waren dat zij met twee personen werden getild, zodat het (til)gewicht per persoon de zeven kilogram niet heeft overschreden. Daarnaast geeft de bezwaarverzekeringsarts aan dat zowel door hem als door de orthopedisch chirurg bij onderzoek, behoudens wat spierklachten bij normale beweeglijkheid, bij appellant geen afwijkingen zijn gevonden.
De Raad overweegt als volgt.
Hetgeen van de zijde van appellant in hoger beroep is aangevoerd bevat, in vergelijking met het beroepschrift in eerste aanleg, geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad dan ook niet tot een ander oordeel kunnen brengen. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat er geen reden is om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming en de inhoud van de rapporten van de verzekeringsgeneeskundigen van gedaagde.
De Raad kan zich geheel vinden in de conclusie van het rapport van bezwaarverzekeringsarts Van Duijn van 25 januari 2005. De werkomschrijving van BOAL B.V. komt grotendeels overeen met de werkbeschrijving op de medische kaart van de verzekeringsarts. Dat de (til)werkzaamheden werden uitgevoerd door twee personen, is ter zitting door appellant bevestigd. De Raad kan hier geen andere conclusie aan verbinden dan dat het netto (til)gewicht per persoon de 7 kilogram niet kan hebben overschreden. Bovendien zijn bij appellant geen lichamelijke afwijkingen waargenomen die er aanleiding toe geven dat hij zijn werkzaamheden niet zou kunnen verrichten.
Ten aanzien van de door appellant gestelde reumatische klachten, merkt de Raad op dat appellant door de huisarts niet is doorverwezen naar een specialist en dat appellant geen medische informatie in het geding heeft gebracht die aanleiding geeft voor een nader deskundigenonderzoek.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoge beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. M.S.E. Wulffraat-van Dijk in tegenwoordigheid van mr. A. van Netten als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2005.
(get.) M.S.E. Wulffraat-van Dijk.
(get.) A. van Netten.