ECLI:NL:CRVB:2005:AT7928

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/2873 TW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toeslag op grond van de Toeslagenwet; recht op toeslag en ingangsdatum

In deze zaak gaat het om de ingangsdatum van een toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW) voor appellant, die een uitkering ontving op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 17 april 2003 zijn beroep ongegrond verklaarde. Appellant stelt dat zijn recht op toeslag eerder ingaat dan de door gedaagde vastgestelde datum van 18 september 2001, namelijk per 11 juli 1999, de datum waarop hij een WAO-uitkering ontving. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat appellant pas recht heeft op de toeslag na de geboorte van zijn kind op 18 september 2001, conform de bepalingen in de TW.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellant, geboren op 21 mei 1971 en gehuwd op 18 augustus 1999, niet eerder dan de geboortedatum van zijn kind in aanmerking kan komen voor de toeslag. De Raad wijst erop dat de wetgeving duidelijk is over de voorwaarden voor het recht op toeslag, waarbij de geboortedatum van het kind een cruciale factor is. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet kan slagen en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank.

De uitspraak is gedaan door een collegiaal orgaan, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is openbaar uitgesproken op 3 juni 2005. De Raad acht geen termen aanwezig om gedaagde te veroordelen in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

03/2873 TW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant] , wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv.
Namens appellant heeft mr. A.L. Kuit, advocaat te Rotterdam, op daartoe bij aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 17 april 2003, nr. TW 02/2014, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 22 april 2005, waar appellant niet is verschenen en waar gedaagde zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. M.K. Dekker, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. MOTIVERING
Bij besluit van 8 februari 2002 heeft gedaagde aan appellant per 18 september 2001 een toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW) toegekend ten bedrage van € 14,84 per dag.
In bezwaar is namens appellant aangevoerd dat de uitkering eerder dan 18 september 2001, namelijk per 11 juli 1999, de datum dat hem een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) is toegekend, dient in te gaan, omdat die WAO-uitkering onder het sociaal minimum lag.
Bij besluit van 27 juni 2002 (hierna: het bestreden besluit) heeft gedaagde het besluit van 8 februari 2002 gehandhaafd en appellants bezwaren tegen dat besluit ongegrond verklaard. Gedaagde heeft daarbij aangegeven, onder verwijzing naar de artikelen 2 en 3 van de TW, dat recht op toeslag bestaat voor de gehuwde wiens echtgenoot geboren is na 31 december 1971 en tot wiens huishouden een eigen kind behoort dat jonger is dan 12 jaar. Nu appellants echtgenote geboren is na
31 december 1971 (namelijk op 5 juni 1978) en sinds 18 september 2001 een kind jonger dan 12 jaar tot zijn huishouden behoort, komt appellant eerst sinds laatstgenoemde datum in aanmerking voor het recht op toeslag.
De rechtbank heeft de opvatting van gedaagde onderschreven en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe overwogen dat, gelet op het bepaalde in artikelen 2 en 3 van de TW, appellant eerst na de geboorte van het eigen kind op 18 september 2001 in aanmerking kan komen voor een toeslag.
Namens appellant is in hoger beroep het standpunt herhaald dat appellant per 11 juli 1999 recht heeft op een uitkering ingevolge de TW.
Met de rechtbank en gedaagde is de Raad van oordeel dat, gelet op de hier aan de orde zijnde wettelijke bepalingen, appellant - die geboren is op 21 mei 1971 en gehuwd is op 18 augustus 1999 - niet eerder dan 18 september 2001, de geboortedatum van zijn kind, in aanmerking kan komen voor een toeslag ingevolge de TW.
Het hoger beroep kan dan ook niet slagen en de aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. H. van Leeuwen als voorzitter, en mr. M.M. van der Kade en mr. H.J. Simon als leden, in tegenwoordigheid van C.D.A. Bos als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2005.
(get.) H. van Leeuwen.
(get.) C.D.A. Bos.