ECLI:NL:CRVB:2005:AT7833
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Stam
- M.C.M. van Laar
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsverhouding van een schoonzoon binnen een vennootschap onder firma
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juni 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsverhouding van de schoonzoon van de vennoten van een snackbar. Appellante, vertegenwoordigd door G. van den Oever, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle, die het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ongegrond had verklaard. Het geschil draait om de vraag of de werkzaamheden van de schoonzoon in een arbeidsverhouding vielen die verplichte verzekering onder de sociale werknemersverzekeringswetten met zich meebracht.
De Raad heeft vastgesteld dat de schoonzoon van de vennoten, die van 1 mei 2000 tot 14 juni 2001 in de snackbar werkzaam was, niet als vennoot kan worden beschouwd. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat de schoonzoon deel uitmaakte van de vennootschap, en dat alle elementen voor een privaatrechtelijke dienstbetrekking aanwezig waren. Appellante betwistte dit en stelde dat er sprake was van gezamenlijk ondernemerschap, maar de Raad oordeelde dat deze stelling niet aannemelijk was gemaakt.
De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank dat de familieband tussen de schoonzoon en de vennoten niet in de weg staat aan het bestaan van een dienstbetrekking. De Raad concludeerde dat de omstandigheden waaronder de schoonzoon werkte niet wezenlijk verschilden van die van een buitenstaander, en dat de hoogte van de beloning en de arbeidsvoorwaarden niet ongebruikelijk waren. Daarom werd het hoger beroep afgewezen en de eerdere uitspraak bevestigd, zonder veroordeling in proceskosten.