ECLI:NL:CRVB:2005:AT7802
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- M.C. Bruning
- N.J. Haverkamp
- Rechtspraak.nl
Beoordeling geschiktheid voor geselecteerde functies na weigering WAO-uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, een voormalig magazijnmedewerker in een chocoladefabriek, die een WAO-uitkering heeft aangevraagd na uitval door rug-, heup- en polsproblemen, evenals depressieve klachten. De Centrale Raad van Beroep heeft op 8 juni 2005 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de Raad de eerdere uitspraak van de rechtbank Haarlem bevestigde. Appellant was van mening dat hij om medische redenen niet in staat was om de voor hem geselecteerde functies te vervullen, maar de Raad oordeelde dat de gedaagde, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), voldoende had gemotiveerd dat appellant geschikt was voor de geselecteerde functies.
De Raad baseerde zijn oordeel op rapporten van verschillende verzekeringsartsen, waaronder R.M. Hulst en R.T. Lansbergen, die de medische situatie van appellant hebben beoordeeld. Appellant had in bezwaar en beroep zijn grieven geuit, maar de Raad oordeelde dat de medische onderzoeken zorgvuldig waren uitgevoerd en dat de bevindingen van de verzekeringsartsen juist waren. De Raad concludeerde dat er geen reden was om de geschiktheid van appellant voor de geselecteerde functies in twijfel te trekken, en dat het bestreden besluit van het Uwv niet voor vernietiging in aanmerking kwam.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische beoordelingen en de rol van de verzekeringsartsen in het vaststellen van de geschiktheid voor arbeid. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend aan appellant. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en onderstreept de noodzaak voor appellanten om voldoende medische onderbouwing te leveren voor hun claims.