ECLI:NL:CRVB:2005:AT7746
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- M.C. Bruning
- N.J. Haverkamp
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAZ-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, een zelfstandig horeca-exploitant, tegen de beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) om hem geen uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) toe te kennen. Het UWV had in een besluit van 27 juni 2002 vastgesteld dat appellant op en na 19 februari 2002 minder dan 25% arbeidsongeschikt was. Dit besluit werd in stand gehouden na een bezwaarprocedure en een uitspraak van de rechtbank Roermond op 15 juli 2003, die het beroep van appellant ongegrond verklaarde.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de medische beoordeling door de verzekeringsarts onvoldoende was en heeft verzocht om een deskundige te benoemen voor aanvullend medisch onderzoek. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat er geen reden was om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts, aangezien appellant geen nieuwe medische gegevens had overgelegd die de eerdere conclusies konden ondermijnen.
Wat betreft de arbeidskundige beoordeling heeft de Raad vastgesteld dat de geselecteerde functies, met uitzondering van de functie van boekhouder, in overeenstemming waren met de belastbaarheid van appellant. Na het vervallen van de functie van boekhouder, leidde de herberekening tot de conclusie dat appellant ten minste 25% arbeidsongeschikt was, waardoor hij recht had op een WAZ-uitkering. De Raad heeft het bestreden besluit en de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het UWV opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij het UWV ook werd veroordeeld tot betaling van proceskosten aan appellant.