ECLI:NL:CRVB:2005:AT7717
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- A. van Netten
- Rechtspraak.nl
Weigering ziekengeld op grond van zwangerschap en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de weigering van ziekengeld aan appellante op basis van artikel 29a van de Ziektewet. Appellante, werkzaam als haarstyliste, ging op 1 januari 2001 met zwangerschapsverlof en beviel op 13 maart 2001. Na afloop van haar bevallingsverlof op 25 mei 2001 hervatte zij haar werkzaamheden, maar viel op 22 juni 2001 uit wegens psychische klachten. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde appellante ziekengeld toe te kennen, omdat zij niet arbeidsongeschikt was ten gevolge van haar zwangerschap. Appellante stelde dat haar psychische klachten wel degelijk gerelateerd waren aan haar zwangerschap en de bevalling, maar de bezwaarverzekeringsarts oordeelde dat de klachten niet nieuw waren en dat de arbeidsongeschiktheid niet voortvloeide uit de bevalling.
De rechtbank ’s-Hertogenbosch verklaarde het beroep van appellante ongegrond, en oordeelde dat de arbeidsongeschiktheid van appellante vooral werd veroorzaakt door de psychische belasting van de zorg voor haar kind en de verantwoordelijkheden als moeder, en niet door de bevalling zelf. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunten, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan het oordeel van de bezwaarverzekeringsartsen en dat appellante terecht geen ziekengeld was toegekend op basis van artikel 29a van de Ziektewet.