ECLI:NL:CRVB:2005:AT7170
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- M.C. Bruning
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor geselecteerde functies in het kader van de WAO
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen, waarin zijn beroep tegen de weigering van een WAO-uitkering ongegrond werd verklaard. Appellant, die als intern controleur bij de gemeente Assen werkte, viel in 1998 uit met psychische klachten. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld op 13 april 2005, waarbij appellant niet aanwezig was, maar gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. D.E.C. Veugen van het Uwv.
De Raad overweegt dat de rechtbank en de Raad de belastbaarheid van appellant per 16 november 2000 hebben vastgesteld op basis van het rapport van psychiater prof. dr. R.J. van den Bosch. Dit rapport werd ondersteund door de bevindingen van de primaire verzekeringsarts G. van de Brandhof en de bezwaarverzekeringsarts J.L. Waasdorp. De Raad concludeert dat er geen reden is om af te wijken van het oordeel van de onafhankelijke deskundige, ondanks de inconsistenties die appellant aanvoert met betrekking tot de oordelen van andere deskundigen.
De Raad heeft ook de geschiktheid van de geselecteerde functies beoordeeld, waaronder die van rayonmanager, naaister-stikster en samensteller metaalproducten. De Raad oordeelt dat de motivering van de verzekeringsarts over de geschiktheid van deze functies voldoende is, ondanks de asterisken die op bepaalde aspecten zijn geplaatst. De Raad bevestigt dat het mediaanloon van ƒ 21,85 in verhouding tot het maatmaninkomen van ƒ 60,49 een verlies aan verdiencapaciteit van 63,88% laat zien, wat correspondeert met een arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%.
Uiteindelijk komt de Raad tot de conclusie dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, zonder termen aanwezig te achten voor een veroordeling in de proceskosten.