ECLI:NL:CRVB:2005:AT7014
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- J.C.F. Talman
- E.W.F. Menkveld-Botenga
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake beëindiging tijdelijk dienstverband politieagent A
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep op 17 mei 2005 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door de Korpsbeheerder van de politieregio Utrecht, die in hoger beroep was gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht. De rechtbank had het beroep van gedaagde, een politieagent A, gegrond verklaard en het ontslagbesluit van de Korpsbeheerder vernietigd. Gedaagde was met ingang van 16 mei 2003 ontslagen omdat hij volgens de Korpsbeheerder niet voldeed aan de eisen met betrekking tot de beheersing van de Nederlandse taal. De rechtbank oordeelde dat het ontslagbesluit op onvoldoende feitelijke grondslag berustte en in strijd was met het motiveringsbeginsel van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Na de uitspraak van de rechtbank heeft de Korpsbeheerder het ontslagbesluit herroepen en de tijdelijke aanstelling van gedaagde met een jaar verlengd, ingaande op het moment dat gedaagde zijn werkzaamheden hervat. De voorzieningenrechter overwoog dat er geen spoedeisend belang meer was bij schorsing van de aangevallen uitspraak, omdat de Korpsbeheerder inmiddels uitvoering had gegeven aan de uitspraak van de rechtbank. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om een voorlopige voorziening moest worden afgewezen, omdat de feitelijke plaatsing van gedaagde in de organisatie geen spoedeisend belang met zich meebracht.
De voorzieningenrechter heeft verzoeker, de Korpsbeheerder, tevens veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 322,-. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij ontslagbesluiten en de noodzaak om te voldoen aan de eisen van de Awb.