ECLI:NL:CRVB:2005:AT6909
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.C.F. Talman
- G.L.M.J. Stevens
- H.R. Geerling-Brouwer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van uitkering op basis van verblijf in Nederlands-Indië tijdens de Japanse bezetting
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, die haar beroep tegen het besluit van het Bestuur van de Stichting Het Gebaar ongegrond verklaarde. Het besluit, genomen op 11 juli 2003, weigerde de toekenning van een uitkering op basis van het Uitkeringsreglement Individuele Uitkeringen Stichting Het Gebaar. De reden voor de afwijzing was dat appellante niet voldeed aan de voorwaarde dat zij gedurende een deel van de periode van 8 maart 1942 tot 15 augustus 1945 in Nederlands-Indië had verbleven.
Appellante, geboren in 1945, stelde dat zij geacht moest worden al tijdens de zwangerschap van haar moeder in Nederlands-Indië te hebben verbleven. Dit argument werd door de Raad niet gehonoreerd. De Raad verwees naar de voorwaarden in het Reglement, waarin expliciet staat dat de aanvrager vóór 15 augustus 1945 geboren moet zijn en daadwerkelijk in Nederlands-Indië moet hebben verbleven tijdens de Japanse bezetting.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om de proceskosten te vergoeden. De beslissing werd genomen op 26 mei 2005 door de Centrale Raad van Beroep, met J.C.F. Talman als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en H.R. Geerling-Brouwer als leden. De Raad concludeerde dat de in het Reglement neergelegde voorwaarden niet in strijd zijn met de beleidsdoelstellingen van de regering ten aanzien van het rechtsherstel voor de Indische Gemeenschap.