ECLI:NL:CRVB:2005:AT6722
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Ongegrond verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep wegens termijnoverschrijding
In deze zaak gaat het om een verzet tegen de niet-ontvankelijkverklaring van een hoger beroep door de Centrale Raad van Beroep. De opposant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, maar dit beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De uitspraak van de rechtbank was op 3 oktober 2002 aan de partijen verzonden, waardoor de termijn voor het indienen van hoger beroep op 4 oktober 2002 begon en op 14 november 2002 eindigde. Het beroepschrift van de opposant, gedateerd op 14 november 2002, werd echter pas op 17 november 2002 ter post bezorgd en op 19 november 2002 ontvangen door de Raad, wat betekent dat het buiten de termijn was ingediend.
De opposant heeft in zijn verzetschrift aangevoerd dat hij de brief van 7 juli 2004, waarin hem werd gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding, niet had ontvangen. De Raad heeft echter geen aanleiding gezien om het eerdere oordeel te herzien, aangezien de opposant niet tijdig heeft gereageerd op de verzoeken om uitleg over de termijnoverschrijding. De Raad concludeert dat er geen reden is om aan te nemen dat de opposant niet in verzuim is geweest. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard, waarmee de eerdere uitspraak in stand blijft. De uitspraak werd gedaan door mr. A.B.J. van der Ham, in tegenwoordigheid van mr. P.E. Broekman als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 31 mei 2005.