ECLI:NL:CRVB:2005:AT6710
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens gebrek aan belang
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 20 mei 2005, is het hoger beroep van de appellant niet-ontvankelijk verklaard. De appellant, vertegenwoordigd door mr. K.L. Sett, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 december 2002. De zaak betreft een geschil met de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), die in dit geding de plaats innam van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) na de inwerkingtreding van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op 1 januari 2002.
Tijdens de procedure heeft gedaagde, het Uwv, medegedeeld dat het bestreden besluit van 7 juli 1999 niet langer werd gehandhaafd. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant geen verzoek om schadevergoeding heeft ingediend en dat hij geen belang meer heeft bij de behandeling van het hoger beroep. Hierdoor werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De Raad heeft tevens geoordeeld dat gedaagde, op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, in de proceskosten van de appellant moet worden veroordeeld. De kosten voor verleende rechtsbijstand in beroep en hoger beroep zijn begroot op in totaal € 1.288,-. Daarnaast dient het Uwv het door de appellant betaalde griffierecht van € 111,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan in het openbaar, waarbij de betrokken rechters de beslissing hebben ondertekend.