ECLI:NL:CRVB:2005:AT6705
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot kwijtschelding van schuld op grond van leenbijstand en krediethypotheek
In deze zaak heeft appellante, wonende te [woonplaats], hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 april 2003, waarin haar verzoek om kwijtschelding van een schuld op grond van leenbijstand werd afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 19 april 2005, waarbij appellante in persoon aanwezig was en gedaagde, het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, werd vertegenwoordigd door F.H.W. Fris.
Appellante had op 7 oktober 2001 verzocht om kwijtschelding van haar schuld, maar gedaagde heeft dit verzoek op 22 februari 2002 afgewezen, omdat niet voldaan was aan de wettelijke voorwaarden voor kwijtschelding. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 7 mei 2002 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak het beroep van appellante gegrond verklaard wegens een motiveringsgebrek, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat gedaagde niet bevoegd was om af te zien van terugvordering op grond van artikel 78c van de Abw, omdat niet was gebleken dat gedaagde was overgegaan tot terugvordering van de verstrekte leenbijstand. De Raad heeft ook bevestigd dat de vordering met identificatie 719.0, die gedekt is door een hypotheek, niet voor kwijtschelding in aanmerking komt.
Uiteindelijk heeft de Raad de aangevallen uitspraak bevestigd, waarbij het hoger beroep van appellante niet slaagde. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.