ECLI:NL:CRVB:2005:AT6703

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/1944 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opschorting en intrekking van bijstandsuitkering wegens niet verschijnen op afspraak en verblijf in Suriname

In deze zaak gaat het om de opschorting en intrekking van de bijstandsuitkering van appellant, die in Suriname verbleef. De gemeente Zwijndrecht had appellant op 31 januari 2002 geïnformeerd over de opschorting van zijn uitkering per 1 januari 2002, na het constateren van zijn verblijf in het buitenland. Appellant werd uitgenodigd voor een gesprek op 5 februari 2002, maar verscheen niet zonder bericht van verhindering. Hierdoor handhaafde de gemeente de opschorting van de uitkering bij besluit van 5 februari 2002. Vervolgens werd de uitkering op 7 februari 2002 ingetrokken, omdat appellant niet op de uitnodiging had gereageerd.

Appellant ging in bezwaar tegen de intrekking van zijn uitkering, maar de gemeente behandelde dit bezwaar ten onrechte als een bezwaar tegen de opschorting. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van 14 mei 2002 niet-ontvankelijk, omdat er geen rechtens te honoreren belang zou zijn. Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de gemeente niet correct had gehandeld door het bezwaar van appellant niet op de juiste wijze te behandelen. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van appellant gegrond. De gemeente werd verplicht om alsnog een besluit te nemen op het bezwaar tegen de intrekking van de uitkering. Tevens werd de gemeente veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 644,- bedroegen, en moest de gemeente het griffierecht van € 116,- vergoeden aan appellant.

Uitspraak

03/1944 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwijndrecht, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellant heeft mr. B.A. Fijma, advocaat te Zwijndrecht, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 28 maart 2003, reg.nr. AWB 02/516.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 8 maart 2005, waar appellant niet is verschenen, en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door C.M.T. de Paepe, werkzaam bij de gemeente Zwijndrecht.
II. MOTIVERING
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Appellant ontving een uitkering ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw) naar de norm voor een alleenstaande.
Nadat aan gedaagde was gebleken dat appellant in Suriname verbleef, is de uitbetaling van de uitkering van appellant bij besluit van 31 januari 2002 per 1 januari 2002 opgeschort en is appellant uitgenodigd voor een gesprek op 5 februari 2002.
Toen appellant zonder bericht van verhindering niet was verschenen, heeft gedaagde bij besluit van 5 februari 2002 op grond van artikel 69, eerste lid, onder b, van de Abw de opschorting per 1 januari 2002 gehandhaafd. Aan appellant is daarbij tot en met 7 februari 2002 de gelegenheid gegeven zijn verzuim te herstellen.
Appellant heeft aan deze uitnodiging geen gevolg gegeven waarna gedaagde bij besluit van 7 februari 2002 met toepassing van artikel 69, vierde lid, van de Abw het recht op uitkering per 1 januari 2002 heeft ingetrokken.
Het tegen het intrekkingsbesluit van 7 februari 2002 gerichte bezwaarschrift van 1 maart 2002 van appellant is, zoals door gedaagde in het verweerschrift is aangegeven en ter zitting van de Raad bevestigd, ten onrechte behandeld als een bezwaarschrift tegen het opschortingsbesluit van 5 februari 2002.
Vanwege een onjuist gedateerde computeruitdraai verkeerde gedaagde in de veronderstelling dat het intrekkingsbesluit van 14 maart 2002 dateerde.
Bij besluit van 14 mei 2002 heeft gedaagde het bezwaar, opgevat als zijnde gericht tegen het besluit van 5 februari 2002, ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 14 mei 2002 niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van een rechtens te honoreren belang.
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Vaststaat dat gedaagde bij het besluit van 14 mei 2002 niet op het tegen het intrekkingsbesluit van 7 februari 2002 gerichte bezwaarschrift van appellant heeft beslist.
Dit besluit strijdt derhalve met artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht.
Hierbij volgt dat -met vernietiging van de aangevallen uitspraak- het beroep tegen het besluit van 14 mei 2002 gegrond dient te worden verklaard en dit besluit dient te worden vernietigd.
Gedaagde dient alsnog een besluit op het bezwaar tegen het besluit van 7 februari 2002 te nemen.
De Raad ziet ten slotte aanleiding om gedaagde te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 322,- in beroep en op € 322,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gegrond;
Vernietigt het besluit van 14 mei 2002;
Bepaalt dat gedaagde een besluit op het bezwaar tegen het besluit van 7 februari 2002 neemt;
Veroordeelt gedaagde in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 644,- , te betalen door de gemeente Zwijndrecht aan de griffier van de Raad;
Bepaalt dat de gemeente Zwijndrecht aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal
€ 116,-- vergoedt.
Aldus gewezen door mr. J.M.A. van der Kolk-Severijns als voorzitter en mr. H.J. de Mooij en mr. S.W. van Osch-Leysma als leden, in tegenwoordigheid van mr. P.C. de Wit als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 19 april 2005.
(get) J.M.A. van der Kolk-Severijns.
(get). P.C. de Wit.